RozemarijnOnline




Cursus
middeleeuwse mystiek





 • Over de docente
 • Reacties cursisten
 • Literatuurlijst
 • Teksten mystici
 • Bijlagen en vgv


























Cursus over christelijke spiritualiteit
in een cultuur-historische context



Middeleeuwse mystiek in de Lage Landen

De geloofs- en denkwereld van Hadewijch en Jan van Ruusbroec


Rozemarijn van Leeuwen
© 1999-2001



<     >



Bijeenkomst 2/7.  Het middeleeuwse wereldbeeld

Onderwerpen dit uur:
  • Anekdote Galilei
  • Het middeleeuwse mens- en wereldbeeld
  • Kosmologie bij Hildegard van Bingen
  • Vervolg middeleeuwse wereldbeeld
  • Mystiek in het middeleeuwse wereldbeeld
  • Mystiek en de Rooms-Katholieke kerk



Inleiding


Welkom bij deze tweede bijeenkomst van de cursus Middeleeuwse mystiek in de Lage Landen.

Zoals ik vorige week al heb gezegd, zal ik steeds het uur vóór de pauze besteden aan cultuur-historische informatie, en het uur ná de pauze aan het lezen van de middeleeuwse teksten. Dit uur zal ik verder doorgaan op het onderwerp 'de Middeleeuwen', aansluitend op het eerste uur van vorige week, nu door uitgebreid in te gaan op de ideeënwereld van de Middeleeuwen, het middeleeuwse wereldbeeld. Dit zal vervolgens een houvast zijn als we straks na de pauze visioenen van Hadewijch gaan lezen; en als we dan proberen te begrijpen hoe de middeleeuwer dacht over visioenen en mystiek.

Vorige week heb ik geprobeerd de middeleeuwse wereld weer een beetje duidelijk voor ogen te krijgen. Ik heb het gehad over de drie pijlers van de middeleeuwse cultuur (Grieks-Romeins, joods-christelijk en Germaans), de drie standen in de maatschappij (geestelijken, adel en boeren/burgerij), over wie er kon lezen en schrijven in de middeleeuwse maatschappij, over het onderwijs en over de rol van het Latijn; en verder heb ik het gehad over de opkomst van de geschreven Nederlandstalige literatuur vanaf de 12de eeuw. Wat ik toen geprobeerd heb, is om de afstand tussen onze tijd en de middeleeuwse maatschappij te overbruggen.

Vandaag, voor de pauze, wil ik nog een stapje verder gaan. Ik zal het gaan hebben over de denkwereld van de middeleeuwse mens. Hoe keek hij aan tegen zichzelf, zijn medemens, de wereld, de kosmos? We gaan als het ware proberen in het hoofd van een middeleeuwer te kruipen. En de middeleeuwse mens staat niet alleen in de tijd ver van ons af, maar ook in zijn opvattingen en zijn ideeën omtrent de wereld om ons heen en de plaats van de mens daarin.

Eerst ga ik kijken naar het middeleeuwse mens- en wereldbeeld. Hoe dacht een middeleeuwer over het heelal, de plaats van de aarde in dat heelal en de plaats van de mens op aarde? Daarna zal ik gaan kijken hoe er vanuit dat mens- en wereldbeeld door de middeleeuwer - en ook door de kerk - over mystiek werd gedacht.



Anekdote Galilei


Om een voorstelling te krijgen van hoe anders de middeleeuwer aankeek tegen de wereld en zijn eigen plaats daarin, begin ik eerst met een anekdote over de Italiaanse natuur- en sterrenkundige Galileo Galilei (1564-1642).

In de Middeleeuwen (en zelfs al in de oudheid) was bekend dat de aarde rond is, maar men ging er vanuit dat de aarde in het middelpunt van het heelal stond en dat de zon en de planeten om de aarde heen draaiden. Dit heet het geocentrische of Ptolemeïsche wereldbeeld.

middeleeuwse ptolemeische wereldbeeld aarde middelpunt

Aarde in het middelpunt
(het Ptolemeïsche of geocentrische wereldbeeld).
-klik voor vergroting-


Galilei beweert nu in 1632 dat de aarde om de zon draait: dat de zon het middelpunt is en niet de aarde. Dit had Galilei niet zelf verzonnen; hij verdedigt hiermee een theorie van de Poolse wis- en sterrenkundige Nicolaas Copernicus (1473-1543). Copernicus had in zijn boek De revolutionibus orbium coelestium uit 1543 een hypothese opgesteld dat niet de aarde, maar de zon het stilstaande middelpunt van het heelal is: het heliocentrische wereldbeeld.

Copernicus  1543   zon middelpunt (heliocentrisch)
Galilei  1632   zon middelpunt (heliocentrisch)

De theorie van Copernicus (1543) dateert dus uit het laatste staartje van de Middeleeuwen, op het moment dat Galilei zijn boek publiceert, 1632, zijn de Midddeleeuwen formeel bijna een eeuw ten einde. Maar de opvattingen waar het hier om ging, en die hier ter discussie werden gesteld, wortelen zeer stevig in de Middeleeuwen.

Galilei kwam voor deze bewering voor de inquisitie terecht, de kerkelijke rechtbank. De kerk eiste dat hij zou verklaren dat hij niet geloofde in de theorie van Copernicus en hij riskeerde levenslange gevangenisstraf.

Waarom was deze kwestie zo belangrijk voor de katholieke kerk? Je kunt je toch niet voorstellen dat de kerk nu sterrenkundigen voor het gerecht zou slepen omdat ze een of andere theorie hebben over zwarte gaten ofzo? Toch gebeurt zoiets hier eigenlijk. De kerk ging ervan uit dat de aarde het vaste middelpunt van het heelal is en dat de zon, en alle planeten, om de aarde heen draaien. Blijkbaar ervoer de kerk het als ketters om iets anders te beweren.

Kerk   aarde middelpunt (geocentrisch)
Copernicus  1543   zon middelpunt (heliocentrisch)
Galilei  1632   zon middelpunt (heliocentrisch)

Het gaat hier om méér dan eigewijsheid of koppigheid van de katholieke kerk. Het gaat hier om opvattingen over de aarde en de plaats van de mens daarin, waarop het hele middeleeuwse denken was gebaseerd. En dit middeleeuwse mens- en wereldbeeld gaat volledig uit van religieuze geloofsovertuigingen.



Het middeleeuwse mens- en wereldbeeld


Ik heb de vorige keer verteld dat de middeleeuwse cultuur op drie pijlers rust: de Grieks-Romeinse pijler, de joods-christelijke pijler en de Germaanse pijler, en dat het christendom daarbij de hoofdrol speelt.

De kosmologie (ideeën over de kosmos, het heelal en de aarde) in de Middeleeuwen komt voort uit twee van die pijlers: de Grieks-Romeinse en de christelijke. Al in de Grieks-Romeinse oudheid wist men dat de aarde rond is en men kende vijf planeten.


Hoe wist men in de oudheid dat de aarde rond is?

Het bewijs van de sterren­hemel
Zogauw je voorbij de eve­naar vaart, verandert de sterren­hemel volkomen. Dit is on­mogelijk als de aarde plat zou zijn. De enige oorzaak kan zijn, dat het aard­oppervlak krom loopt.

Het bewijs van de put
Als je op het noordelijke half­rond een put graaft, valt om 12 uur 's middags de zon er schuin in. Als je rond de evenaar zo'n put graaft, vallen de zonne­stralen er op dat tijdstip recht in, en reiken tot de bodem van de put. Dit bewijst dat het aard­oppervlak een kromming heeft. Wiskundigen konden op basis hiervan zelfs met grote nauw­keurigheid de omtrek van de aarde bepalen.

Het bewijs van de maans­verduistering
Bij een maansverduistering valt de schaduw van de aarde op de maan. Deze schaduw ziet er altijd uit als een ronde schijf, nooit als een platte balk. De aarde is dus geen platte pannekoek, maar een bol.


Een zekere Ptolemeus (een wiskundige en astronoom uit de oudheid) had een schematische voorstellling van dit geocentrische wereldbeeld gemaakt (vandaar dat dit ook wel het Ptolemeïsche wereldbeeld wordt genoemd). Dit wereldbeeld werd in de Middeleeuwen overgenomen uit de Grieks-Romeinse oudheid.

middeleeuwse ptolemeische wereldbeeld aarde middelpunt

Aarde in het middelpunt
(het Ptolemeïsche of geocentrische wereldbeeld).
-klik voor vergroting-


Je ziet hierin de aarde als middelpunt van het heelal. Daaromheen draaien achtereenvolgens de Maan, Mercurius, Venus, Zon, Mars, Jupiter en Saturnus. Daarna komt het firmament, daar bevinden zich de vaste sterren en de sterrenbeelden. Nog weer daaromheen bevindt zich het zogenaamde Primum Mobile, dat betekent de 'eerste beweger' en helemaal daarboven is 'het empyreum', 'de woonplaats van God' (in het Latijn: de Coelum Empireum Habitaculum Dei: 'de vurige hemel, woonplaats van God'). Het empyreum is dus alleen nog maar God; de kosmos is de schepping van God, en God omhult die schepping, maar doordringt ook de hele schepping.

Het woord 'empyreum' is afgeleid van het Griekse empyros, 'vurig', 'bestaande uit puur vuur': in de Griekse mythologie bestond de hoogste hemel namelijk uit puur vuur. De woonplaats van de christelijke god wordt dus nog altijd 'vurige hemel' genoemd, het 'empyreum'.

Gedurende de Middeleeuwen was het hele denken doordrenkt met religie, afkomstig dus uit die joods-christelijke pijler. Oók het denken over de kosmos en de plaats van de aarde en de mens daarin. De kosmologie, het wereldbeeld en het mensbeeld zijn helemaal verweven met het religieuze denken, in de Middeleeuwen is dat niet los te koppelen. En omdat heel Europa (tussen de zesde en de tiende eeuw) volledig rooms-kathliek is geworden, is de grondslag van dit alles de Bijbel.

En die geocentrische kosmos, de hemel en de aarde, was volgens het eerste bijbelboek Genesis door God in zes dagen geschapen; en volgens de joden vond dat zo'n 6000 jaar geleden plaats. Op de eerste dag scheidde God het licht van de duisternis, op de tweede dag schiep Hij het hemelgewelf, en zo komt er steeds meer bij: de zee, de planten en bomen, en de zon, maan en sterren. Op de vijfde dag dan levende wezens, vissen en vogels; en op de zesde dag de landdieren en de mens. En volgens Genesis schiep God de mens naar Zijn evenbeeld. De mens is, in de middeleeuwse geloofswereld, dus een (uitzonderlijk) goddelijk schepsel, het enige schepsel naar het beeld van God zelf.

Wat de mensheid betreft, ging het katholieke geloof uit van wat de heilsgeschiedenis van de mens wordt genoemd. Deze begint, geheel volgens Genesis, bij de schepping en zal eindigen bij het laatste oordeel. De christelijke kerk gaat hierbij uit van een lineaire geschiedenis, met een beginpunt en een eindpunt (de schepping en het laatste oordeel). Dit in tegestelling tot de oudheid, waarin men uitging van een cyclische geschiedenis (alles kwam steeds weer terug, reïncarnatie-gedachte). De katholieke kerk wees reïncarnatie af: zij beschouwen het leven en de geschiedenis als lineair, van schepping tot laatste oordeel.

Na de schepping leven man en vrouw in het paradijs. Een cruciaal moment in de heilsgeschiedenis van de mens is het moment van de zondeval. De mens is in het bezit van een rede en een vrije wil en keert zich dan vanuit die vrije wil van God af; dit is het verhaal van de val van Adam en Eva, dat iedereen wel kent.

Het mensbeeld van het middeleeuwse christendom is hierdoor tweeledig: positief en negatief. Enerzijds is de mens geschapen door God naar diens evenbeeld - de mens is beelddrager van God, heeft een vrije wil, kan nadenken, kan liefhebben en het goede doen. Anderszijds is de mens sinds de zondeval een zondaar - de mens is zondig, schiet te kort, is geneigd tot alle kwaad, is onvolmaakt.

  Heilsgeschiedenis van de mens
  • schepping (begin)
  • zondeval (afkering van God)
  • laatste oordeel (einde)
Maar dat moment van de zondeval, de afkeer van God, is ook beslissend geweest op de kosmische schaal: het heeft de plaats van de aarde in het heelal bepaald. En de aarde heeft de slechtste plaats in het heelal gekregen: zij is dat stilstaande middelpunt.

Alles in het heelal beweegt, volgens de middeleeuwer, uit liefde voor God. Het Primum Mobile draait van oost naar west, en de planeten geven een beetje 'tegengas' van west naar oost (om hun verschillende snelheden te verklaren). Bij dat draaien worden er klanken voortgebracht, en die klanken vormen samen een prachtige harmonie (de zogeheten 'harmonie der sferen').

Maar hoe is het gesteld met de aarde, het stilstaande middelpunt? De aarde staat stil, de aarde beweegt dus niet uit liefde voor God. Daarbij is de aarde is het verste verwijderd van het empyreum en dus van God; dat is heel goed te zien op bovenstaande afbeelding. Helemaal in het midden van de aarde, dus op de plek die het echt het allerverst van God is verwijderd, bevindt zich de hel.

De aarde is dus stilstaand en het verst van God verwijderd. Maar daarbij komt ook nog eens dat de aarde in het zogenaamde ondermaanse ligt: het gebied dat in het geocentrische wereldbeeld ònder de maan is gelegen. Je kunt dat op bovenstaande afbeelding ook zien: de maan is het laatste bewegende hemellichaam. Daarna kom je in het ondermaanse, de sfeer van de stilstaande aarde.

Nu wijkt dat ondermaanse op verschillende manieren heel sterk af van het bovenmaanse. Op de eerste plaats is in het ondermaanse, sinds de zondeval, alles aan vergankelijkheid en sterfelijkheid onderhevig. In het paradijs heerste nog de eeuwigheid, maar sinds de zondeval leeft de mens in een vergankelijke en sterfelijke wereld. In het bovenmaanse is alles juist eeuwigdurend.

Op de tweede plaats is het ondermaanse een stoffelijke sfeer, het is de wereld van de materie, en dit is opgebouwd uit vier elementen: aarde, water, lucht, en vuur. In het bovenmaanse daarentegen is er maar één element en dat is namelijk ether, het zijn dus etherische sferen (etherisch is: ijl, onstoffelijk, bovenaards, hemels).

En op de derde plaats wordt de aarde bewoond door de mens. De planetaire sferen zijn echter volgens de middeleeuwer ook bewoond, maar dan door engelen. Deze engelen zijn verdeeld in negen engelenkoren; dat komt dus precies overeen met het aantal planetaire sferen (de zeven hemellichamen, het firmament en het Primum Mobile). Deze negen engelenkoren worden meestal in drie groepjes van drie verdeeld (volgorde kan per historische bron ietsjes verschillen). De laagste drie engelenkoren (het dichtst bij de aarde) zijn over het algemeen de engelen, aartsengelen en heersers. De middelste drie engelenkoren zijn de machten, deugden en de principaten. De hoogste drie engelenkoren zijn de tronen, cherubijnen en serafijnen. Deze bevinden zich dus het dichtst bij God.

Empyreum       woonplaats God
Pr. Mobile   serafijnen    
Firmament   cherubijnen    
Saturnus   tronen    
Jupiter   principaten   } wnpl. engelen
Mars   deugden    
Zon   machten    
Venus   heersers    
Mercurius   aartsengelen    
Maan   engelen    
Aarde       woonplaats mens

Sinds dat moment van de zondeval kan God niet meer in direct contact treden met de mens (wat in het paradijs nog wel kon), maar Hij is via de engelen nog wel met de mens verbonden. De engelen zijn boodschappers van God, verbinders, intermediairs, bemiddelaars tussen God en mens.

De laagste engelenrei staat het dichtst bij de mens, je kunt hierbij denken aan wat wel beschermengelen wordt genoemd. De tweede engelenrei, de aartsengelen, treedt volgens de Bijbel alleen in heel bijzondere gevallen met de mens in contact. Bijvoorbeeld in het Nieuwe Testament verkondigt de aartsengel Gabriël de geboorte van Jezus aan Maria (anderen die bij naam worden genoemd zijn Michaël en Rafaël).


Herkomst engelen

Al in de Mesopo­tamische mytholo­gieën, zo'n duizend jaar voor de oudste joodse geschrif­ten, komen gevleu­gelde wezens als bood­schappers of bemidde­laars voor.

In het oude Mesopo­tamië onder­scheidde men namelijk vier soorten goden: aardse goden, watergoden, onder­wereld­goden en luchtgoden. Omdat de lucht­goden voor de mens onbereik­baar waren, ontstonden er in hun mytho­logische ver­halen gevleu­gelde wezens om contact te kunnen onder­houden.

Tijdens de Babylo­nische balling­schap namen de joden veel beelden en motieven over uit de Mesopo­tamische mytho­logie. De god van Abraham, Jahweh, was een van die lucht­goden en hier­door spelen de mythische ge­vleugelde bood­schappers ook een belang­rijke rol in de joodse en later de christelijke geschriften - dan 'engelen' genoemd.

Het Griekse woord 'angelos' en het Latijnse 'angelus' betekenen letter­lijk 'bood­schapper'. Het is een verta­ling van het Hebreeuwse 'mal'ach' ('bood­schapper').


Grofweg bestaat de kosmos in het middeleeuwse wereldbeeld dus uit drie onderdelen: de aarde, de materie, de geschapen materie (de woonplaats van de mens); de planetaire sferen en het firmament, het etherische, de geschapen ether (de sferen van de engelenkoren); en het empyreum, het ongeschapene (de woonplaats van God), die samen samen één geheel, één kosmos, één schepping vormen.

empyreum   goddelijke
(ongeschapen)
  God
planetaire sferen   bovenmaanse
(ether)
  engelen
aarde   ondermaanse
(materie)
  mens

Probeer je het voor te stellen. Als wij 's nachts naar boven kijken, dat kijken wij naar een, koud, leeg, eindeloos heelal. Als de middeleeuwse mens 's nachts naar de hemel keek, dan keek hij eigenlijk naar bìnnen, hij zat onder een enorme koepel. Hij was omhuld door God, door sferen waarvan hij geloofde dat ze met engelen en muziek waren gevuld (al kon hij dat niet horen of zien, want ether is voor het stoffelijke oog onzichtbaar). En hijzelf bevond zich op de meest miserabele plaats, in het ondermaanse, waar alles aan verval, vergankelijkheid en sterfelijkheid onderhevig is; het stilstaande middelpunt, het verst van God verwijderd.

dante gustave dore empyrean empyreum paradijs god

Dante Alighieri beschrijft een tocht
langs de planetaire sferen/engelenkoren
naar het empyreum (God als drie stralende cirkels)
in
La divina commedia, 1310-1320
(afb. door Gustave Doré, 19de eeuw).
-klik voor vergroting-




Kosmologie bij Hildegard van Bingen


Op verschillende miniaturen van Hildegard van Bingen uit de 12de eeuw zie je de middeleeuwse kosmologie ook heel mooi terug. In de hand-out van vorige week stond het visioen van 'God en de kosmos' (het tweede visioen in haar boek Liber Divinorum Operum).

hildegard liber divinorum operum visioen 2 god en schepping

Hildegard van Bingen,
visioen God en de schepping, in LDO.
-klik voor vergroting-


Je ziet de mens afgebeeld in de kosmos: in het midden de aardbol, daaromheen de sferen der planeten, de woonplaats van de engelenkoren (de golvende witte lijntjes) en daarna het firmament met alle sterren (de rode puntjes). Daaromheen de godheid (het empyreum), weergegeven als een menselijke figuur (met een hoofd, handen en voeten) die de hele kosmos, de hele schepping in zich besloten houdt. De rode kleur, vertelde ik al, duidt Hildegard aan met 'de moederliefde van God': Gods liefde houdt alles omsloten.

Rondom zijn dieren afgebeeld in groepjes van drie, die blazen; zij staan voor de krachten van God die de schepping in stand houden. In het hoekje links onderaan staat Hildegard van Bingen zelf afgebeeld. Zij zit in haar cel en kijkt omhoog: zij ziet het visioen. Op het tafeltje voor haar ligt een schrijftafeltje en zij schrijft de dingen die zij ziet en hoort op. Later maakte dan een monnik een afbeelding van het visioen (ze zijn dus niet van de hand van Hildegard zelf).

hildegard liber divinorum operum visioen schepping

Hildegard van Bingen,
visioen over de schepping, in LDO.
-klik voor vergroting-


Bij een ander visioen, het visioen van 'De schepping' (eveneens in Liber Divinorum Operum), zie je heel veel elementen terug. Ook hier zie je weer de ronde aardbol in de kosmos, en de godheid die de hele schepping in zich besloten houdt (het blauwe goddelijke licht en de rode goddelijke liefde). De aarde is hier afgebeeld met alle seizoenen. In haar commentaar bij dit visioen werkt Hildegard het idee uit: 'God is leven'.

Onderaan zie je Hildegard weer zitten, zij ziet dit visioen en tekent het op. Het strookje perkament onderaan, waar een tekst bij de afbeelding op geschreven kon worden, is niet ingevuld.

De planetaire sferen en de negen engelenkoren zijn op deze twee afbeeldingen van haar visioenen niet zo duidelijk uitgewerkt, slechts aangegeven als golvende witte lijntjes; maar er bestaat een aparte afbeelding van.

hildegard liber divinorum operum visioen schepping

Hildegard van Bingen,
visioen van de engelenkoren, in de Scivias.
-klik voor vergroting-


Hildegard beschrijft de negen engelenkoren als bovenstaande afbeelding (visioen in haar boek de Scivias). Er zijn negen engelenkoren rond een middelpunt. Ieder engelenkoor heeft zijn eigen kenmerken, is duidelijk te onderscheiden, maar binnen een engelenkoor lijken alle engelen op elkaar.

Dit is dus Hildegards weergave van de engelen, aartsengelen, heersers, machten, deugden, principaten, tronen, cherubijnen en serafijnen.

In al deze twaalfde-eeuwse visioenen zie je duidelijk het middeleeuwse beeld van de kosmos terug. De aarde staat in het middelpunt van het heelal (geocentrisch wereldbeeld). Eromheen bevinden zich de planeten met de engelenkoren, de sterren en het empyreum (de woonplaats van God). Je ziet eenvoudig dat dat middelpunt, dat stilstaande middelpunt, het verst van God is verwijderd.

Deze afbeeldingen maken zichtbaar hoe de middeleeuwse kosmologie (het denken over de mens, de aarde en het heelal) helemaal is verweven met het religieuze denken. De aarde is omgeven door planeten èn engelen, door sterren èn door God.



De vraag werd gesteld: hoe algemeen bekend was deze middel­eeuwse kosmo­logie onder de middel­eeuwse bevolking? Nou, herinner je dat ik vorige week heb verteld, dat er op de kathdraal­scholen en klooster­scholen onderwijs werd gegeven met het Romeinse onderwijs­systeem: de artes liberales oftewel de zeven vrije kunsten. Dit bestond uit drie taal­vakken en vier reken­vakken, en die laatste vier waren rekenen, meetkunde, muziek en... astro­nomie. Dus iedereen die onderwijs kreeg, kreeg hier les in.

Nu was die scholing maar weggelegd voor een kleine groep jongens, maar deze kregen daarna wel belang­rijke posities in de maat­schappij. Zij werden priesters, pastoors, kapelaans; zij preekten wekelijks voor het volk, verzorgden de zielzorg, spraken met hun parochianen - en zij deden dat vanuit deze denk- en geloofswereld: de denk­wereld van de middel­eeuwse kosmologie en de geloofs­wereld van de katholieke geloofs­leer.

Onderwijs is altijd de kennis­overdracht van de laatste stand van inzicht; zo'n vak Astronomie zal in de Middel­eeuwen dus bestaan uit de algemeen aanvaarde stand van kennis van de Grieks-Romeinse en van de middel­eeuwse beschaving. En de parochie­kerken bereiken op hun beurt in principe iedereen, het katho­licisme was immers het algemeen aanvaarde geloof, iedereen was katholiek en kwam in de kerk. Dat wil niet zeggen dat een priester een lesje kosmo­logie ging geven, maar wel dat hij in zijn preken en spreken zal verwijzen naar de heils­geschiedenis van de mens, naar de negen engelen­koren, naar de verganke­lijk­heid van ons onder­maanse, enz.

Je kunt er dus vanuit gaan, dat de stand van de kennis van dat moment, het wereld­beeld bepaalde van de priesters en zo kon door­sijpelen naar de hele bevolking. Dus dit middel­eeuwse wereld­beeld, de kosmo­logie, en deze middel­eeuwse geloofs­wereld, de katholieke geloofs­leer, die in die eeuwen geheel verweven zijn, vormen een zeer algemene achtergrond van het denken in de Middel­eeuwen.


Zie ook de volledige hand-out over de Artes liberales en het verschil tussen artes-literatuur en wetenschappelijke teksten.

Artes liberales

In de oudheid werden er drie groepen vakken onder­scheiden waarin een leer­ling zich kon bekwa­men: de 'vrije kunsten' (artes liberales: taal- en reken­vakken), de 'hand­vaardig­heden' (artes mechanicae, zoals am­bachten of genees­kunde) en de 'onzekere kunsten' (artes incertae of magicae, zoals alche­mie of magische recep­ten).

Met het woord 'artes' ('kunsten') werd 'kunde' bedoeld, het 'kennis hebben van'. Het woord 'liberales' ('vrij') duidt erop dat het ging om hersen­werk, waarvoor je vrij-gesteld moest zijn van lichame­lijke arbeid. De 'zeven vrije kunsten' waren: taal­kunde, logica en retorica (wel­sprekend­heid); en reken­kunde, meet­kunde, muziek­leer en kosmologie.

Teksten die zulke onder­werpen behandelen, worden artes­literatuur genoemd. Gemaks­halve wordt dit wel om­schreven als 'middel­eeuwse weten­schappe­lijke teksten', maar dat is zeer mis­leidend, aangezien weten­schap zoals wij dat kennen (onder­zoek, toets­baar, enz.), voor de zeven­tiende, acht­tiende eeuw nog niet bestond.

In de artes-literatuur gaat het om theo­retisch filo­soferen en theo­logiseren vanuit de Bijbel, de theo­logie, de reli­gieuze traditie of bijgeloof. Daar­mee valt het dus niet onder weten­schappe­lijke teksten, maar onder informa­tieve, prak­tische of bespiege­lende teksten of natuur­filosofie.




Vervolg middeleeuwse wereldbeeld


Ik wil nog even terug naar het idee van het ondermaanse en bovenmaanse.

middeleeuwse ptolemeische wereldbeeld aarde middelpunt

Aarde in het middelpunt
(het Ptolemeïsche/geocentrische wereldbeeld).

-klik voor vergroting-


Met wat ik tot nu toe over het het ondermaanse en bovenmaanse heb verteld, lijkt het misschien alsof dat heel sterk gescheiden is. In het onder­maanse: stilstand, vergankelijk­heid, materie / vier stoffelijke elementen (aarde, water, lucht en vuur), en mensen. In het bovenmaanse: beweging, eeuwigheid, één geestelijk element (ether), en de engelen. In het ondermaanse: geen contact meer met God; het bovenmaanse: verbonden met God.

Toch is de scheiding niet zo absoluut. De mens was zelfs sterk verbonden met het bovenmaanse.

In de Middeleeuwen zag men de mens namelijk als een micro-kosmos, een afspiegeling van de kosmos als geheel in het klein. De mens zelf bestaat ook uit een vergankelijk en een onvergankelijk deel: zijn lichaam en zijn ziel (stoffelijk èn etherisch, aards èn hemels). Eigenlijk was dat net op het eerste visioen van Hildegard van Bingen te zien ('God en de kosmos'): de stralen van de sterren reiken tot in de sfeer van de aarde en raken de mens; en de mens reikt tot de hemel: hij raakt (met zijn/haar vingertoppen) het begin van het bovenmaanse. Eigenlijk is de mens te groot voor de aardse sfeer. De ziel van de mens behoort eigenlijk bij het bovenmaanse.

hildegard liber divinorum operum visioen 2 god en schepping thumb

Hildegard van Bingen, LDO visioen 2.
-klik voor vergroting-


De mens bestaat dus uit een vergankelijk deel en een onvergankelijk deel. Het vergankelijke deel, het lichaam, komt overeen met de aarde (materie), het ondermaanse; en het onvergankelijke deel, de ziel, komt overeen met het etherische (onstoffelijke), het bovenmaanse.

Heel concreet komt de mens als micro-kosmos bijvoorbeeld overeen met de elementen uit de kosmos. Het materiële deel van de kosmos bestaat uit vier elementen: aarde, water, lucht en vuur - en zo bestaat het lichaam, het materiële deel van de mens, ook uit vier elementen, namelijk vier lichaamssappen (bloed, gal, zwarte gal en slijm). Het element ether uit het bovenmaanse komt daarentegen overeen met de ziel. De ziel is net als het ether eeuwig, onvergankelijk en niet-stoffelijk (etherisch).

Als je doodging dan steeg je òf ten hemel (richting het empyreum, richting God); òf je 'viel' in de hel (in het middelpunt van de aarde). Vanaf de 12de eeuw kwam daar het idee van het vagevuur bij (een plek van zuiverend vuur). Men vond in die eeuw het idee van een eeuwigdurende hel eigenlijk niet meer aanvaardbaar en men wist uit de Bijbel dat het zinvol is om te bidden voor overledenen. Dat klopte dus niet met de tot dan toe statische voostelling van een eeuwigdurende hemel en hel. In de 12de eeuw heeft de toenmalige paus daarom het vagevuur ingesteld. Maar waar het vagevuur zich eigelijk bevond binnen het schema van de kosmos, dat is mij nooit helemaal duidelijk geworden.

hildegard scivias visioen 1 4 overlijden ziel verlaat lichaam sterven mens naar hemel of hel

Hildegard van Bingen, Scivias, visioen 1-4
De ziel verlaat het lichaam bij het overlijden en wordt meegevoerd naar de hemel ofwel de hel. De ziel heeft hier een lichaamsachtige gedaante.
-klik voor vergroting-


Maargoed, de mens is in de middeleeuwse opvatting dus een micro-kosmos (overeenkomend met de aardse elementen en met het geestelijke element ether): de mens is materieel en etherisch, vergankelijk en onvergankelijk, lichaam en ziel.


Als je nu zo dit wereldbeeld van de Middeleeuwen overziet, dan kun je begrijpen waarom de kerk zo fel reageerde op hypothese van Copernicus en Galilei dat de aarde níet het middelpunt van het heelal zou zijn, maar dat de zon het middelpunt zou zijn.

De héle kosmologie en de plaats van de mens daarin, gebaseerd op het religieuze denken, zou allemaal niet meer kloppen. In de middeleeuwse kosmologie past alles zo keurig in elkaar, alles is verklaarbaar: de aarde is het middelpunt, het stilstaande middelpunt van het heelal, het bevindt zich sinds de zondeval in het ondermaanse, het verst van God verwijderd (met de hel in het middelpunt), onderhevig aan vergankelijkheid en sterfelijkheid. In het bovenmaanse: de planetaire sferen met de negen engelenkoren, de harmonie der sferen, het eeuwigdurende, en het allesomhullende empyreum, de woonplaats van God.

Als de zon het middelpunt zou zijn, zou hele beeld van kosmos, aarde en mens, als schepping van God, als een kaartenhuis ineen storten. Dan bevindt de aarde zich ineens tussen de planetaire sferen, niet meer op de slechtste plaats van stilstand en sterfelijkheid, maar bewegend tussen twee engelenkoren in, met de hel in de diepte niet als verste van God verwijderd.

Het is nu ook begrijpelijk dat de beweringen van Galilei als ketters werden opgevat - het ging om méér dan alleen een astronomische kwestie; het ging evengoed om het op het christelijke geloof gebaseerde wereldbeeld en om de verhouding van de mens tot God sinds de zondeval.

Galilei heeft inderdaad voor de inquisitie verklaard dat hij niet geloofde in de hypothese van Copernicus, zodat hij niet gevangen werd gezet. Maar hij kreeg wel levenslang huisarrest. Het verhaal gaat dat nadat dit vonnis was uitgesproken, Galilei zachtjes schijnt te hebben gemompeld: 'Eppur si muove' - 'En tòch beweegt ze!' Maar of dit waar is, is niet meer te achterhalen.



Mystiek in het middeleeuwse wereldbeeld


Ik hoop dat jullie nu een beetje een beeld hebben gekregen van de denkwereld van de middeleeuwse mens, die behoorlijk afwijkt van ons huidige mens- en wereldbeeld. En dat komt vooral doordat de middeleeuwse kijk op het heelal, de aarde en de mens uitgaat van religieuze opvattingen, christelijke opvattingen.

Het moment van de zondeval is cruciaal voor het middeleeuwse mens- en wereldbeeld. Vanaf dat moment had de mens, in dat ondermaanse, de materiële sfeer, geen direct contact meer met God.

In het kader van deze cursus komt er nu natuurlijk een heel prangende vraag bij ieder van jullie op. En dat is: als de het kerk ketters vindt om te beweren dat niet de aarde het middelpunt van het heelal is, maar de zon - vindt de kerk het dan niet ketters dat een mysticus beweert dat hij of zij nog wèl contact met God heeft? Eigenlijk kan dat sinds de zondeval niet meer. Zelfs bij de aankondiging van de geboorte van Jezus kwam, volgens het bijbelverhaal, aartsengel Gabriël bij Maria; het was niet God zelf die het haar vertelde in een mystieke ervaring.

Zijn de godservaringen die de middeleeuwse mystici beschrijven in dit licht niet heel hoovaardig en, vanuit de kerk gezien, ketters?

Het antwoord is: nee. Hoewel verschillende mystieke auteurs zich wel eens voor de inquisitie (de kerkelijke rechtbank) hebben moeten verantwoorden, was de mystieke ervaring op zich voor de kerk niet ketters. Om dat te begrijpen moeten we naar het tweede cruciale moment in de heilsgeschiedenis van de mensheid.

Het eerste cruciale moment was volgens het katholieke geloof de zondeval: de mens keerde zich af van God. Het tweede cruciale moment in de heilsgeschiedenis van de mensheid is de komst van Christus op aarde, zijn kruisiging en zijn wederopstanding. Jezus, zo geloofde men, nam de zonden van de mensen op zich en verzoende zo de mens weer met God. Hij heeft het contact tussen mens en God weer hersteld, sloot een nieuw verbond, een nieuw testament. Christus is dan 'de weg, de waarheid en het leven', want 'niemand komt tot de Vader dan door mij' (Joh. 14:6): Christus is dus in het middeleeuwse wereldbeeld de weg naar God, de weg terug naar God.

  Heilsgeschiedenis van de mens
  • schepping (begin)
  • zondeval (afkering van God)
  • komst Christus (toekering van God)
  • laatste oordeel (einde)
Met het narratief van de heilsgeschiedenis van de mensheid proberen christenen dus de geschiedenis van de aarde en de plaats van de mens daarin te begrijpen of te verklaren (van de schepping van aarde en mens; naar de val van de mens; dan de komst van Christus die de weg terug naar God wijst; en tot slot het toekomstige laatste oordeel).

Dit narratief is natuurlijk gebaseerd op de verhalen in het Oude Testament over de zondeval (Genesis, 5e à 6e eeuw v.Chr.) en in het Nieuwe Testament over Christus (begin jaartelling). En als je deze plaatst in de toenmalige en voorafgaande literatuurgeschiedenis (een groot complex aan goden- en heldenverhalen uit de Griekse en nog veel oudere Mesopotamische mythologie), dan zijn de vele overeenkomsten opvallend. De grote invloed van Mesopotamische mythologie is trouwens deels terug te voeren op de Babylonische ballingschap van de joden, gedurende vrijwel de hele zesde eeuw v.Chr.: zij namen hierna veel beelden, motieven en verhaallijnen uit de (veel oudere) Mesopotamische mythologie over.

Enkele voorbeelden van reeds bekende en veel gebruikte thema's en motieven:

•  het klassieke narratief van de redding (het afgedwaalde schaapje waar de herder achteraan komt);
•  verklaringsthematieken als die in de vele herkomstmythes (waarom is de mens slecht, waarom is de aarde een plaats van verval en ellende - dat komt in dit geval door de val van Adam en Eva);
•  het beeld van een heilige tuin met een boom waar een slang in woont (uit de Soemerische mythe van Inanna);
•  de held die een nakomeling is van een god en een sterveling (halfgoden genoemd in de mythologie; zoals Achilles, Aeneas en Perseus; en later volgens enkele verhalen in het christelijke evangelie ook Jezus);
•  het verhaal van de maagdelijke geboorte, dat de bijzonderheid van de god, held of heilige moest onderstrepen (denk aan: Perseus, Attis, Boeddha, Krishna, Horus, Mercurius, Romulus, e.a. - decennia na Jezus' dood kwam dit verhaal ook over zijn conceptie op);
•  het grote thema van het offer of de zelfopoffering (denk aan de vele goden- en heldenverhalen in de mythologie, al sinds Mesopotamië, over zelfopoffering en over de god die sterft en weer uit de onderwereld weerkeert, zoals Dumuzi, Osiris, Attis en Dionysos);
•  en het geven van hoop (in het geval van het christendom: je kunt gered worden, sinds Christus' leven op aarde, als je je maar bekeert tot het christendom).

De joodse en christelijke verhalen maken duidelijk deel uit van dit complex van religieuze vertellingen uit de oudheid. Deze ideeëngeschiedenis, die we terug kunnen lezen tot de vroegste kleitabletten in Mesopotamië, loopt ononderbroken door, verschuift steeds en breidt steeds uit met nieuwe verhalen, steeds iets aangepast aan culturele en maatschappelijke ontwikkelingen, en hier maken ook de teksten van Hadewijch en Ruusbroec deel van uit. De twee belangrijkste momenten uit het christelijke verhaal hebben daarbij dan een samenhangende betekenis: de zondeval is het afkeren van de mens van God; de komst van Christus is het toeneigen van God naar de mens.

In veel christelijk-theïstische mystiek speelt Jezus dan ook een belangrijke rol en we zullen hem dan ook zowel bij Hadewijch als bij Ruusbroec nog tegenkomen. Voor veel mystici ìs Christus God zèlf, die naar de aarde komt om de verbinding te herstellen en de mens de weg te wijzen. Christus is: God als mens. En dankzij deze deels menselijke natuur, staat Hij dichter bij de mens en is Hij voor de mens makkelijker om verbinding mee te maken.

Overigens is pas in de vijfde eeuw, na ruim 75 jaar aan hoog oplopend gehakketak, bepaald dat Jezus zowel menselijk als goddelijk was - dit kwam niet uit de evangeliën, maar was een eis van niet-joden uit met name de hellenistische cultuur. Over deze opvatting dat Jezus goddelijk zou zijn geweest, zie de bijlage over het dogma van de tweenaturenleer uit de 5e eeuw.

hildegard liber divinorum visioen 1 1 persoonlijke god mensachtige gestalte mannelijk vrouwelijk

Hildegard van Bingen, LDO, visioen 1
God in een mensachtige gedaante, persoonlijke God, als mannelijk en vrouwelijk. Met in de handen Christus, het lam Gods.
-klik voor vergroting-


De vraag die ik aan het begin van dit uur stelde, was: hoe dacht een middeleeuwer, vanuit het middeleeuwse mens- en wereldbeeld, over mystiek? Als het goed is, is het antwoord daarop voor iedereen nu helder.

Probeer je echt al het voorafgaande voor te stellen: de middeleeuwse mens ging werkelijk uit van dat ondermaanse, de engelenkoren daaromheen, God die de hele schepping omhult, de engelen die boodschappers zijn voor God. En hij geloofde dat de mens een micro-kosmos was, dat zijn ziel bij het bovenmaanse hoorde. En hij ging uit van die heilsgeschiedenis van de mensheid: Christus had een nieuw verbond gesloten tussen God en de mensheid, had de verbinding weer hersteld.

Dan kun je je voorstellen, dat men op die manier kon geloven dat visioenen en mystieke ervaringen van engelen en dus van God zelf afkomstig konden zijn, en dat deze dus als wonderbaarlijk, verheven, sacraal of heilig konden worden opgevat. Beeld je het eens in: een boodschap van God zelf, uit dat empyreum - dat moet voor tijdgenoten ontzagwekkend, overdonderend, sensationeel zijn geweest.

Kortom: visioenen en mystiek passen naadloos in het toenmalige mens- en wereldbeeld, waardoor een middeleeuwer ze voor waar en heilig kon opvatten.

Werden visionairs en mystici daarmee in die katholieke samenleving ook vereerd als een soort verlichte leermeesters, orakels of heiligen? Nee, zeker niet (hooguit bij een kleine kring volgelingen, gelijkgestemden die overtuigd waren van de echtheid van de betreffende mysticus). Zieners en mystici konden ook als vals (onecht), of hels (ingefluisterd door een duivel), of ketters worden bestempeld. Hun uitlatingen werden begrensd door de gevestigde en machtige kerk, die uitging van de Bijbel, Christus, de profeten, hun eigen geloofsleer en dogma's. En zoals ik vorige week al vertelde: iedereen die afweek van de orthodoxe leer, werd bestempeld als ketters.

Er hebben grote wrijvingen bestaan tussen de katholieke kerk en mystici. Daar zal ik dit uur mee afronden: de verhouding tussen mystici en de middeleeuwse kerk: hun verbondenheid en frictie.



Mystiek en de Katholieke Kerk


Eerst de wederzijdse verbondenheid tussen kerk en mystici.

Door het tweede cruciale moment in de heilsgeschiedenis van de mensheid, de komst van Christus, is de mystieke ervaring voor de katholieke kerk dus aanvaardbaar. Maar het hele idee van een ontmoeting met God en zelfs eenwording met God is binnen de kerk ook reeds al aanwezig. Enerzijds in de Bijbel, met de beroemde uitspraak van Jezus 'Ik en de Vader zijn één'. Maar ook in de sacramenten van de kerk, met name het vieren van de eucharistie (het tot zich nemen van de hostie). Zie hiervoor verder de hand-out.


Het idee van de godsontmoeting binnen de kerk

Binnen de kerk is het idee van de ont­moeting met God en zelfs een­wording met God al aanwezig. Twee voorbeelden hiervan: uit de Bijbel en uit de sacramenten.

(1)  Een Bijbelvers waar­naar in dit verband vaak wordt verwezen, is de uit­spraak van Jezus 'Ik en de Vader zijn één' (Joh. 10:30); en 'Ik ben in mijn Vader en Gij in Mij en Ik in u' (Joh. 14:20). Hadewijch verwijst ook naar deze tekst in één van haar brieven. Een ander voor­beeld komt uit de zalig­sprekingen, uit­spraken door Jezus, in het evangelie van Mattheüs: 'Zalig zijn de reinen van hart, want zij zullen God zien' (Matt. 5:8).

(2)  Ook binnen de christe­lijke kerk vind je de een­wording van de mens met God terug - met name bij de eucha­ristie, één van de belang­rijkste sacramenten van de katho­lieke kerk (een 'sacrament' is: een gewijde hande­ling binnen de kerk).

Tijdens de mis wordt de eucharistie gevierd; de her­denking van het laatste avondmaal. De priester herhaalt de gebeurte­nis en de woorden die Christus sprak tijdens zijn laatste avond­maal. Hij zegent het brood, breekt het en deelt het uit met de woorden: "Eet hiervan, dit is mijn lichaam". Ver­volgens zegent hij de wijn en deelt het uit met de woorden "Drink hiervan, dit is mijn bloed, het bloed dat ver­goten wordt ter ver­geving van de zonden". Op het moment dat de priester het brood en de wijn zegent, vindt er volgens de katholieken een wonder plaats: het verandert daad­werkelijk in het lichaam en bloed van Christus.

De gelovigen nemen Christus dus letterlijk tot zich, nemen hem letterlijk in zich op. En dit is in feite een vorm van een mystieke ervaring, heel erg letterlijk, op een heel stoffelijke manier, maar hoe dan ook een vereniging met Christus. Dit doet iedere katholiek iedere zondag tijdens de mis, in kloosters gebeurt dit zelfs dagelijks. Maar zo zie je dat de mystieke beleving heel dicht ligt bij de beleving van de 'gewone' gelovige en bij de sacra­menten en leer van de kerk.

De mystieke ervaring was, sinds de komst van Christus, als ver­schijnsel aanvaardbaar voor de katho­lieke kerk - zowel binnen het christe­lijke wereld­beeld, de heils­geschiedenis van de mens­heid, de sacramenten, de Bijbel als de geloofsleer.


Je ziet dus, dat mystiek aanvaardbaar is voor, en zelfs aanwezig is in de kerk. Naast deze verbondenheid van de kerk met mystiek, is er ook verbondenheid van mystici met de kerk. Mystici wortelen stevig in de kerk en in de Bijbel en in de christelijke beeldtaal.

Naast het idee dat er eenwording mogelijk is tussen een mens en een god, zijn er ook voor andere elementen uit de Westerse mystiek grondslagen in de Bijbel terug te vinden, zoals het beschrijven van de christelijke God in termen van liefde en een groot aantal veel gebruikte bijbelse beelden (arenden, een nieuwe stad, enz.). Voorbeelden zijn terug te vinden op dezelfde hand-out.


Mystieke teksten wortelen in de Bijbel

In de christe­lijke mystiek wordt God veelal om­schreven in termen van liefde. Een bekende grond­slag hiervoor is de eerste brief van Johannes, waarin hij schrijft: 'Wie niet lief­heeft kent God niet, want God is liefde. (...) God is liefde. Wie in de liefde blijft, blijft in God, en God blijft in hem (1 Joh. 4:8+16).

Liefde is niet alleen een kern­punt in de christe­lijke mystiek, zoals we nog zullen gaan zien, maar is al de grondslag van het Nieuwe Testament, in Jezus' eigen woorden. In het evangelie van Matteüs wordt Jezus gevraagd wat het grootste gebod is. Zijn antwoord luidt dan: 'Heb de Heer, uw God, lief met heel uw hart en met heel uw ziel en met heel uw verstand. Dat is het grootste en eerste gebod. Het tweede is daaraan gelijk: heb uw naaste lief als uzelf. Deze twee geboden zijn de grondslag van alles wat er in de Wet en de Profeten staat' (Matt. 22:37-40).

Ook verwijzen middel­eeuwse visioenen vaak naar bijbelse beelden en verzen, met name naar het Hooglied (liefdes­lyriek, Bernardus van Clairvaux, minne) en naar de Open­baringen (visionaire beelden, engelen verkon­digen bood­schappen, beeld van de arend, het nieuwe Jeruzalem, enz.).

Mystiek is geen nood­zakelijk bestand­deel voor het christe­lijke geloof, maar het christe­lijke geloof en denken zijn wel nood­zakelijke bestand­delen voor de christelijke mystiek.

Mystieke teksten wortelen altijd zeer stevig in de maat­schappij, de kerk, de geloofs- en denkwereld en de spirituali­teit waarin ze ont­staan, komen hieruit voort.



Goed, tot zover de verbondenheid tussen kerk en mystici. Nu waar de krachten botsen, het spanningsveld tussen de twee. Er is in het christendom op verschillende punten frictie tussen enerzijds het gevestigde geloof, de kerk, en anderzijds de spiritualiteit, de mystici.

Aan de ene kant heb je de christelijke kerk, die uitgaat van de openbaring: God is geopenbaard door de profeten en door Jezus, de Christus. In de loop van de eeuwen werd op basis daarvan een geloofsleer vastgelegd, met absolute waarheden, de dogma's, en met rituelen en sacramenten. De kerk kende zeker ook wel een innerlijk aspect, enerzijds in het gebed, dat is een innerlijke gerichtheid van de mens tot God; en anderzijds in het idee van de genade, dat is de gerichtheid van God tot de mens. Geloof alleen was niet voldoende; het was ook van belang om te bidden, om deel te nemen aan de sacramenten, om genade van God te verkrijgen en ook om goede werken te doen.

Maar een innerlijke weg, spirituele ervaringen, zijn geen voorwaarde om een goed christen te kunnen zijn. De mystieke ervaring werd wel geaccepteerd, maar werd ook wel eens als bedreigend ervaren: de kerk had er weinig greep op en voelde zich overbodig in haar bemiddelende rol tussen mens en God. En nog veel problematischer: ze kon de ervaringen ook niet controleren. Iedere zelfverklaarde visionair kan zich, met de meest uiteenlopende opvattingen, wel beroepen op visioenen en beweren dat hij nu de waarheid in pacht heeft - en iedere mysticus (konden er vele honderden zijn) kon weer wat anders zeggen, elkaar tegenspreken, enz. Daar trok de kerk dus een krachtige grens: zogauw mystici uitspraken deden die niet overeenstemden met wat men vanuit de geopenbaarde geloofsleer als waar aannam, met de leer van de kerk, konden ze als ketters worden bestempeld en zelfs op de brandstapel belanden.

Aan de andere kant heb je de mystici en zij hebben een andere benadering van geloof, een innerlijke, persoonijke, spirituele benadering. Bij hen staat niet de openbaring centraal, maar de doorleving van het geloof, waarbij ze sterk de nadruk leggen op de liefde van de mens voor God en liefde van God voor de mens. Mystici zetten de beleving, de ervaring, tegenover de openbaring (en het is in ieder geval duidelijk, bij alle teksten die wij deze cursus lezen, dat zijzelf er echt van overtuigd waren dat het om een 'ervaring' ging, die hen plotseling overkwam en waarbij zij daadwerkelijk on-middelijk iets van het goddelijke ervoeren). Hoewel zij hun 'ervaring' tegenover de 'openbaring' zetten, wil dat niet zeggen dat zij de openbaring en het christelijke geloof afwijzen; integendeel (je zou ook kunnen zeggen: zij willen die juist ten volle doorleven).

Terzijde: hoewel dit in de literatuur vaak lijnrecht tegenover elkaar wordt gezet, doen de kerk en de mysticus hier echter in feite precies hetzelfde: zij beroepen zich op een onzichtbare en oncontroleerbare autoriteit om te stellen dat zij een bepaalde absolute waarheid in pacht hebben, die niet bekritiseerd of in twijfel getrokken mag worden. Sinds de Verlichting en de wetenschap weten wij dat dit natuurlijk geen valide argumentering is (al vind je deze manier van redeneren nog altijd binnen religies en in spirituele en esoterische kringen). Maargoed, terug naar het middeleeuwse denken.

Ook de kerk als instituut wijzen mystici niet af, al hebben zij er soms wel kritiekpunten op, zoals we bij Ruusbroec nog zullen zien. Maar je ziet dat de mystici in de Middeleeuwen binnen de kerk blijven en belang blijven hechten aan bijvoorbeeld het vieren van de eucharistie. Zij willen niet buiten de kerk om, andere paden inslaan, maar binnen de christelijke kerk, binnen die christelijke gemeenschap, binnen het christelijke geloof, op een spirituele manier met dat geloof omgaan.

Je ziet dus: van beiden kanten enerzijds frictie, anderzijds acceptatie. Maar vanuit dat hele middeleeuwse mens- en wereldbeeld is de mystieke ervaring, de godsontmoeting, dus mogelijk sinds de komst van Christus op aarde en dus aanvaardbaar voor de middeleeuwer. En meer dan dat: visioenen en mystieke ervaringen konden worden opgevat als wonderbaarlijk, verheven, sacraal, heilig, afkomstig van engelen of van God zelf.



Groot verschil tussen huidige denken en denken Hadewijch / Ruusbroec


De middeleeuwse kosmologie, het rooms-katholieke geloof en de joods-christelijke Bijbel (de middeleeuwse denkwereld en geloofswereld, die geheel verweven zijn) zijn belangrijke fundamenten waarop Hadewijch en Ruusbroec hun oeuvre uitbouwen - het toneel waarop Hadewijchs visioenen zich afspelen, de kaders waarbinnen Ruusbroec zijn mystieke gedachtegoed uitbouwt.

Het verschil in mensbeeld en wereldbeeld tussen een middeleeuwer en de hedendaagse mens, is immens. Om de teksten vanuit het hoofd van Hadewijch en Ruusbroec te begrijpen, is het dus belangrijk om je daarvan steeds bewust te zijn.

Wij weten uit wetenschappelijk onderzoek tegenwoordig dat het heelal al zo'n 14 miljard jaar oud is, miljarden sterrenstelsels bevat, eindeloos uitdijt en dat de Aarde al bijna 5 miljard jaar ergens in een spiraalarm van de Melkweg zweeft. Wij kunnen de mens zien als een primaat, die ('slechts' zo'n 300.000 jaar geleden) is voortgekomen uit een lange evolutiegeschiedenis, en die zich goden is gaan voorstellen naar het beeld van de mens. Voor ons staat (het bestuderen van) de kosmologie, de astronomie, in ieder geval los van geloof.

De middeleeuwer echter, veronderstelde dat het heelal veel kleiner en overzichtelijker was. Het zou zo'n 6000 jaar bestaan, zou enkel ons zonnestelsel bevatten en daaromheen een band van sterren, zou volledig gevuld zijn met engelenkoren en omsloten worden door God. Het hele heelal draaide daarbij om de Aarde, de mens was letterlijk en figuurlijk het middelpunt. De mens was daarin een wezen dat door God geschapen is, een goddelijk schepsel, geschapen naar Gods evenbeeld. Het belang van de mens, het middelpunt en hoogtepunt van die schepping, kan niet worden overschat.

Wil je begrijpen wat Hadewijch en Ruusbroec met hun teksten bedoelden, moet je je bewust zijn van hun achterliggende middeleeuwse denkwereld. Als je hun teksten vanuit huidige opvattingen of vanuit huidige spirituele overtuigingen leest, dan kom je terecht in je eigen hoofd. Maar als je het vanuit het bovenstaande mens- en wereldbeeld leest, dan wordt het mogelijk om een blik te werpen in hun hoofd.



Samenvatting


Het afgelopen uur ging over de denkwereld van de middeleeuwse mens: zijn mens- en wereldbeeld en de plek van de mystieke ervaring daarin.

•  De middeleeuwse denkwereld gaat uit van het Ptolemeïsche oftewel geocentrische wereldbeeld: in deze kosmologie staat de aarde in het middelpunt van het heelal.

•  De kosmos is grofweg onder te verdelen in drie delen:
  • de aarde, het ondermaanse (de woonplaats van de mens)
  • de planetaire sferen en het firmament (de sferen van de engelenkoren)
  • het empyreum (de woonplaats van God).
•  Deze kosmologie hangt samen met de heilsgeschiedenis van de mens. De vier cruciale momenten in de heilsgeschiedenis zijn:
  • de schepping (het begin)
  • de zondeval van Adam en Eva (de mens keert zich af van God)
  • de komst van Christus naar de aarde (toeneigen van God naar de mens)
  • het laatste oordeel (het eind).
•  Door de samenhang met de religieuze heilsgeschiedenis van de mens, is het ketters om af te wijken van de geocentrische kosmologie.

•  De zondeval (de mens die zich afkeert van God) heeft de plek van de Aarde in het heelal bepaald: in het ondermaanse, het verst verwijderd van God. Er is geen direct contact meer tussen mens en God.

•  Het ondermaanse is vergankelijk, kent vier elementen (aarde, water, lucht, vuur) en is de woonplaats van de mens. Het bovenmaanse is eeuwigdurend, kent één element (ether) en is de woonplaats van de negen engelenkoren.

•  De mens is een microkosmos: een afspiegeling van de kosmos. De mens is namelijk stoffelijk èn etherisch, vergankelijk èn onvergankelijk: lichaam èn ziel.

•  Mystieke ervaringen zijn niet ketters: met de komst van Christus op aarde (het toeneigen van God naar de mens) werd het contact tussen mens en God weer hersteld. Mystiek was daarmee niet alleen aanvaardbaar, maar kon zelfs als sacraal, als heilig worden opgevat, afkomstig van engelen of van God zelf.

•  De geheel met elkaar verweven middeleeuwse denkwereld en geloofswereld zijn fundamenten onder het mystieke gedachtegoed van Hadewijch en Ruusbroec:
  • de middeleeuwse kosmologie
  • het rooms-katholieke geloof
  • de joods-christelijke Bijbel



Na de pauze


Na de pauze gaan we kijken naar twee te onderscheiden religieuze ervaringen van Hadewijch (visioenen en mystieke ervaringen) en zullen we zien hoe deze zich tot elkaar verhouden en beide begrepen kunnen worden vanuit het middeleeuwse wereldbeeld.



Achtergrondinformatie


De cursus Middeleeuwse mystiek in de Lage Landen bestaat uit zeven bijeenkomsten. De mystieke teksten van Hadewijch en Ruusbroec worden hierin in een cultuur-historische context gelezen.

•  Over deze cursus Middeleeuwse mystiek in de Lage Landen: Hadewijch en Ruusbroec: inhoud en opzet.

•  Achtergrondliteratuur bij deze cursus: over de Middeleeuwen, Hadewijch, Ruusbroec en middeleeuwse mystiek.

•  Over de docente Rozemarijn van Leeuwen.

•  Reacties lezen of zelf een reactie achterlaten.

•  Teksten van Hadewijch en Ruusbroec: fragmenten in het Middelnederlands en in hedendaagse hertaling.



Deze cursus in het Engels


•  Lesuur 2/7 in het Engels: The medieval world view.



Copyright


©  Bovenstaande tekst is een onderdeel van de cursus Middeleeuwse mystiek in de Lage Landen, door Rozemarijn van Leeuwen (1999-2001).

Het is niet toegestaan om deze tekst digitaal of in druk over te nemen en/of te publiceren.



∗         ∗         ∗




Volg de hele cursus Middeleeuwse mystiek in de Lage Landen online:

    voor de pauze (achtergrond) na de pauze (teksten lezen)
  1 De Middeleeuwen Wat is mystiek?
  2 Het middeleeuwse wereldbeeld   ↑ Hadewijch: visioen en mystiek
  3 Het leven van Hadewijch Hadewijch: wegen naar God
  4 Vrouwen in de Middeleeuwen Hadewijch: bruidsmystiek
  5 Het leven van Jan van Ruusbroec Ruusbroec: het werkende leven
  6 De verschrikkelijke 14e eeuw Ruusbroec: het innige leven
  7 Gods beeld en gelijkenis Ruusbroec: om Hem te ontmoeten




<     >