RozemarijnOnline




Course
Dutch Mysticism





 • About the teacher
 • Reactions students
 • Literature
 • Texts mystics
 • Additions and faq


























Course about Christian spirituality
in a cultural-historical context



Medieval Dutch Mysticism in the Low Countries

Hadewijch and John of Ruusbroec, their faith and way of thinking


Rozemarijn van Leeuwen
© 1999-2001



 >



Ruusbroec: sun in the valley



Texts used during the course Medieval Dutch Mysticism


During the course Medieval Dutch Mysticism in the Low Countries we will read parts of the Active Life in the Brulocht by Jan van Ruusbroec.

The source of the Middle Dutch text is:
Jan van Ruusbroec, Werken, editie Poukens en Reypens (Ruusbroec-genootschap, 1932).

The translation in nowadays Dutch:
Jan van Ruusbroec, Die gheestelike brulocht. De verhevenheid van de geestelijke bruiloft of de innige ontmoeting met Christus. Hertaling door L. Moereels, Ruusbroec hertaald nr. 5 (Tielt, 1989).

The empty lines don't exist in the original manuscript, they are added for readability.



Content of the fragment 'sun in the valley'


- translation will follow -



More explanation during the following lesson


In the sixth lesson of the course Medieval Dutch Mysticism in the Low Countries we will explore in more depth Ruusbroec's fragment:
6b. John of Ruusbroec: Inward Life in The spiritual wedding.

Return to the list of all the text used within this course:
Writings of the medieval mystics Hadewijch and Ruusbroec.



©  Copyright text below


It is not allowed to copy or publish below text, or to create a direct deeplink to this page. Further information under 'copyright' at the end of this page.





Ruusbroec: sun in the valley

Middle Dutch (left) and translation nowadays Dutch (right).





Nu toent Hi voert watmen sien sal, in dien dat Hi spreect: 'die brudegom comt'. Cristus onse Brudegom sprect dit woert in latijn: venit. Dit woort beslut in hem ij tijde: den tijt die leden es, ende den tijt die nu jeghenwoordich es; ende nochtan meent Hi den tijt die toecomende is. Ende hier omme zelen wij merken aen onsen Brudegom Jhesum Cristum iij toecomste.

Inde eerste toecomst es Hi mensce worden om des menschen wille, van minnen. Die andere toecomst die es daghelijcs dicke ende menichwerven in elcke minnende herte, met nuwer gracien, met nuwen gaven, na dats de mensche ontfanclijc es. Inden derden merct men die toecomst ten oordeele ofte in die ure der doot.

In alle diese toecomste ons Heeren ende in alle sine werke sijn te merkene drie dinghe: de sake ende de waeromme; de wise van binnen ende de wercke van buyten.
 
 



Nu toont Christus verder wat men zien moet, als Hij zegt: 'de Bruidegom komt'. (blz. 71) Christus onze Bruidegom spreekt dat woord in het Latijn: (blz. 73) venit. Dit woord besluit in zich twee tijden: de verleden tijd en de tegenwoordige; en bovendien meent Hij daarbij nog de toekomende tijd. En zo moeten wij in onze Bruidegom Jezus Christus drie verschillende komsten beschouwen.

In de eerste komst is Hij mens geworden om wille van de mensen uit liefde. De tweede komst geschiedt dagelijks, dikwijls en op menigerlei manier in elk minnend hart, met nieuwe genaden en met steeds nieuwe gaven, naar de mate waarin ieder ervoor ontvankelijk is. Onder de derde verstaat men zijn komst bij het oordeel of in het uur der dood.

In elk dezer drie komsten van onze Heer, zoals trouwens in al zijn werken, zijn drie dingen te beschouwen: de beweegreden of het waarom; de innerlijke bezieling; en ten slotte het uitwendige werk of het feitelijke voltrekken ervan.

(...)
 
 

(...)

Die ander toecomst Cristi ons Brudegoms die ghesciet daghelijcs in goede menschen, dicke ende menichwerven, met gracien ende met nuwen gaven, in alle die gheene diere hem toe voeghen na haren vermoghen. Hier en wille wij niet spreecken van den eersten bekeerne des menschen, noch vander eerster gracien die hem ghegheven wert doe hi hem bekeerde van zonden ten dogheden.

Maer wij willen spreeken van eenen toenemene in nuwen gaven ende in nuwen doochden van daghe te daghe, ende van eenre jeghenwoordigher toecomst Cristi ons Brudegoms daghelijcs in onse siele. Nu staet ons te merkene die sake ende die waeromme, die wise ende die werke deser toecomst.

Dier waeromme sijn viere. Gods ontfermicheit, ende onse nootdorfticheit; Gods meltheit, ende onse begherlijcheit. Dese viere doen wassen de doechde ende die edelheit.
 
 

(blz. 85) De tweede komst van onze Bruidegom geschiedt dagelijks in de goede mensen, dikwijls, ja herhaaldelijk, met genade en nieuwe gaven in allen, die er zich naar best vermogen toe schikken. Hier willen wij niet meer spreken over de eerste bekering van de mens, noch over de eerste genade, die hem gegeven werd toen hij zich van de zonde afwendde en tot de deugd toekeerde.

Wij willen eerder spreken van een vermeerdering in genade en in nieuwe gaven en nieuwe deugden dag na dag, en van een komst van Christus onze Bruidegom in het heden, welke dagelijks in onze ziel geschiedt. Nu moeten wij beschouwen de beweegreden of het waarom, alsook de wijze en de verwezenlijking van deze komst.

Het waarom hiervan is viervoudig: Gods barmhartigheid en onze behoeftigheid; Gods mildheid en ons verlangen. Deze vier bevorderen de groei en de adel van de deugd.

Nu verstaet: alse die zonne ghevet haer rayen ende haren schijn in eene diepe valeye tusschen twee hoghe berghe, ende die zonne dan steet in dat hoochste des firmaments, also datse bescinen mach den bodem ende den gront van der valeyen, soe ghescien daer drie dinghe. Die valeye werdet meer verlicht, ende wederblinckende vanden berghen, ende meer verhit; ende si werdet vruchtbaerre dan een pleyn effen lant.

Also ghelijckerwijs, alse een goet mensche steet op sine cleynheit in dat nederste sijns selfs, ende hi bekint dat hi niet en hevet, noch niet en is, noch niet en vermach van hem selven; noch staende bliven noch voert gaen in duechden; ende dat hi oec dicwile den doogheden ontblivet ende goeden werken, soe bekint hi sijn armoede ende sine noot: soe maect hi een dal der oetmoedicheyt. Ende want hi dan oetmoedich es ende in node, ende want hi sine noot bekint, soe toent hi ende claghet sine noodt der gueden ende der ontfermherticheyt Gods. Soe merct hi Gods hoocheyt ende sine nederheit: soe es hi een neder dal.
 
 

Dat zal een vergelijking beter doen begrijpen. Wanneer de zon haar stralen in een diepe vallei tussen twee hoge (blz. 87) bergen doet schijnen, en zij dan in het zenith van het firmament staat, zodat zij de bodem en de grond van de vallei kan bestralen, dan geschieden er drie dingen. De vallei wordt meer verlicht, door de weerkaatsing van het licht der bergen, zij wordt meer verhit, en zij wordt vruchtbaarder dan een geheel effen vlakte.

Op eenzelfde manier vergaat het een goed mens: als hij in zijn kleinheid berust, in het nederste van zichzelf, en hij bekent dat hij uit zichzelf niets heeft en niets is, en niet staande kan blijven noch vooruit kan gaan in deugden, en dat hij zelfs vaak te kort schiet in deugdzaamheid en goede werken, en hij aldus zijn nood bekent: dan graaft hij zich een dal van ootmoedigheid. En omdat hij dan ootmoedig is en omdat hij zijn nood bekent, toont en klaagt hij die aan de goedheid en barmhartigheid Gods. Dan beseft hij Gods hoogheid en zijn kleinheid, en wordt hij een diep dal.

Ende Cristus es een zonne der gherechticheit ende oec der ontfarmherticheyt, die steet in dat hoochste der firmaments, dat es ter rechter hands sijns Vaders, ende schijnt in den bodem der oetmoedigher herten; want Cristus wert altoes beweghet van noode alse mense claghet ende toent met oetmoede. Dan wassen daer twee berghe, dat es tweerande begheerte; die eene Gode te dienene ende te lovene met werdicheden; die andere, doghede te vercrighene in edelheden. Dese ij berghe sijn hogere dan die hemele, want dese begherten rueren Gode zonder midel ende begheren sire liberaelder miltheit.

Dan en mach hare die miltheit niet onthouden sine moet vloeyen, want dan es de ziele hebbelijc ende ontfanclijc meer gaven. Dit sijn die waeromme der nuwer toecomst met nuwen duechden. Dan ontfaet dit dal, dat oetmoedighe herte, iij dinghe: het wert meer verclaert ende verlicht met gracien, ende meer verhit in karitaten, ende vrochtbaerre in volcomene doechden ende in goeden werken. Aldus hebdi die waeromme ende die wise ende die werke deser toecomst.


∗ ∗ ∗


Jan van Ruusbroec, 'de zon in het dal', Werkende Leven, in: Die geestelike brulocht (rond 1335).

Bron Middelnederlandse tekst: Jan van Ruusbroec, Werken, editie Poukens en Reypens (Ruusbroec-genootschap, 1932).



 
 

En Christus is een zon van gerechtigheid en ook van barmhartigheid, die in het hoogste van het uitspansel prijkt, dat is: aan de rechterhand van zijn Vader, en die op de bodem der ootmoedige harten schijnt; want Christus laat zich altijd bewegen door de nood als iemand die klagend met ootmoed openlegt. Dan groeien daar twee bergen, dat is een tweevoudig verlangen: het ene om God te dienen en te loven met ontzag, het andere om deugden te verwerven in edele volmaaktheid. Deze twee bergen zijn hoger dan de hemelen, want deze twee verlangens raken God rechtstreeks zonder tussenmiddel en smeken met een begeerte zijn milde vrijgevigheid af.

Dan kan zijn mildheid zich niet weerhouden om zich uit te storten, want dan is de ziel geschikt en ontvankelijk voor meer gaven. Dat zijn de beweegredenen tot nieuwe komst met nieuwe deugden. Dan ontvangt dit dal, het ootmoedige hart, drie dingen: het wordt meer verlicht en verklaard met genaden, en meer verhit door caritas, en ook vruchtbaarder in volmaakte deugden en in goede werken. (blz. 89) Dat zijn dan het waarom en de wijze en de werking dezer komst.


∗ ∗ ∗


Jan van Ruusbroec, 'De zon in het dal', Werkende Leven, in: Die geestelike brulocht (rond 1335).

Hertaling: Jan van Ruusbroec, Die gheestelike brulocht. De verhevenheid van de geestelijke bruiloft of de innige ontmoeting met Christus. Hertaling door L. Moereels (Tielt, 1989). Blz. 71-89.






Copyright


©  The text above is part of the course Medieval Dutch Mysticism in the Low Countries, by Rozemarijn van Leeuwen (1999-2001).

It is not allowed to copy or publish above text, nor digital nor in print, without the right acknowledgement, and according to lawful citation- and copyright.


This page isn't in the public domain

This page is, due to copyright, hidden for searching machines (using 'noindex') and can't be found in the public domain. This page is not indexed by searching machines and can't be found by searching kewords.

This text explicitly is meant as part and background of the course Medieval Dutch Mysticism and is only accessible frome there. All internal links on this website use the 'nofollow'-tag within their html-code, to furthermore guarantee the unfindability of this page.


Do not link directly to this page

It's not allowed to create direct deeplinks to this page, making this page findable from the public doamin.

Only link to the lecture in which above text is quoted and clarified.

In this case lecture: 6b. John of Ruusbroec: Inward Life in The spiritual wedding.



∗         ∗         ∗




Follow the whole course Medieval Dutch Mysticism in the Low Countries online:

    first lesson hour (cultural-historical background) second lesson hour (reading texts)
  1 The Middle Ages What is mysticism?
  2 The medieval world view Hadewijch: vision and mysticism
  3 Hadewijch: glimpse of her life Hadewijch: roads towards God
  4 Women in the Middle Ages Hadewijch: bridal mysticism
  5 Ruusbroec: course of his life Ruusbroec: Active Life
  6 The horrible 14th century Ruusbroec: Inward Life
  7 Image and resemblance of God Ruusbroec: To meet Him




 >