|
Course about Christian spirituality in a cultural-historical context
Medieval Dutch Mysticism in the Low Countries
Hadewijch and John of Ruusbroec, their faith and way of thinking
Rozemarijn van Leeuwen
© 1999-2001
Hadewijch, letter 24: giving advice: asking, studying, persisting
Texts used during the course Medieval Dutch Mysticism
During the course Medieval Dutch Mysticism in the Low Countries we will read fragments of Hadewijch's twentyfourth letter.
The source of the Middle Dutch text is: Werken van zuster Hadewijch, edition J. Vercoullie. Part 2, Prose (Gent, 1895). Diplomatic publication based on manuscripts A, B and C. On dbnl.org.
The translation in nowadays Dutch: P. Mommaers, De brieven van Hadewijch, cahiers voor levensverdieping (Kampen, 1990).
The empty lines don't exist in the original manuscript, they are added for readability.
Content of the twentyfourth letter
In this letter, Hadewijch (probably as leader of a small group of female beguines) gives advice and directives to like-minded, about the right way of living and attitude to life. They have to settle for nothing less than the 'minne'/love, they shouldn't lose the reason and shouldn't indulge in pleasures.
She also gives practical instructions about how to live your life: don't dislike serving other people, tolerate the strangers (they who don't know the 'minne'), it doesn't matter if people reject them. Furthermore noteworthy is that she urges them to study, to ask questions, to develop intellectually.
Is something your fault, set it straight. Don't be presumptuous. Don't be ashamed of hunger, thirst, sleep, an ugly disease or foolishness. Show repentance to God, be modest, be innerly free, always reach for God, devote yourself to God with love.
Let all the words you hear about God enter your heart. Because it's impossible to teach the love ('minne') to someone, but the virtues lead a person entirely up to the love. So aquiring virtues leads to the 'minne', to God.
More explanation during the following lecture
In the third and fourth lecture of the course Medieval Dutch Mysticism in the Low Countries we will explore in more depth some fragments of letter 24:
Lecture 3/7. Hadewijch: a glimpse of her life and 4b. Hadewijch: divinisation and bridal mysticism.
Return to the list of all the text used within this course:
Writings of the medieval mystics Hadewijch and Ruusbroec.
© Copyright text below
It is not allowed to copy or publish below text, or to create a direct deeplink to this page. Further information under 'copyright' at the end of this page.
Hadewijch, letter 24: giving advice: asking, studying, persisting
Middle Dutch (left) and translation nowadays Dutch (right).
|
Ic sal u segghen sonder voeghen, En laet u niet men dan minne genoeghen. Ghevet der redenen haren tijt Ende merct altoes waer ghi hare zijt te lettel ochte ghenoech. Ende en versuent u ane ghene ghenoechte, Daerbi uwe redene te verliesene, uwe redene die ic meine dat es, dat ghi uwe kinnesse altoes wakende selt houden in onderscedecheiden.
Ghi en selt u niet laten vernoyen, eneghe wile te dienne cleine ochte grote, Sieken ochte ghesonden; ende soe si ziekere waren ende men vriende hadden, soe ghi hem eer dienen soudet. Ende de vreemde verdraghet altoes gherne. Ende alle die u belieghen, die en weder segghet niet. Ende alle die u versmaden, met hem begert te wandelene, want si rumen u den wech der minnen.
Bi toren moede en ghebrect niemene. Bi toren moede en laet ghene wijsheit onghevraghet die ghi niet en weet, Noch van scanden dat ghiere niet en weet, want ghi sijt sculdech van gode te wetene alle die doghet die ghi gheleren moghet Met arbeite, Met vraghene, Met studeerne, met erenste.
Ende als ghi iemene mesdaen hebbet met uwer scout, soe en beidet niet langhe ghi en beteret al te hant ieghen hem. Dat sidi sculdech der doot ons heren, hem ghenoech met te doene. Daer ghine naest ende best in vreden bi waent bringhen, dat doeter toe, Hem te voeten te valne ende vredeleke wort weder te segghene ochte vrede weder te doene.
|
|
|
Ik ga het u ronduit zeggen: laat niets minder dan de minne u voldoening geven. Geef de rede haar plaats en ga voortdurend na waar ge haar te kort doet of voldoening geeft. Vergeet u in geen enkel genoegen, zodat ge uw rede daarbij verliest. Met uw rede bedoel ik dat ge uw inzicht steeds wakend moet houden om kritisch te kunnen oordelen.
Ge zult geen ogenblik tegenzin in u laten opkomen tegen het dienen van kleine of groten, zieken of gezonden. En hoe zieker mensen zijn en hoe minder vrienden ze hebben, des te eerder moet ge ze dienen. En de vreemden, verdraag die steeds lichtelijk. En al degenen die leugens over u vertellen, spreek hen niet tegen. En al degenen die u versmaden, verlang met hen om te gaan: zij maken voor u de weg van de minne vrij.
(r. 15) Blijf tegenover niemand in gebreke uit wrevel. Laat uit wrevel niet na te vragen naar enige kennis die u ontgaat: gij zijt verplicht van God al het goede te weten te komen dat ge kunt leren kennen door te werken, door vragen te stellen, door te studeren, door te volharden.
Heb ge iemand misdaan door uw schuld, wacht dan niet lang, maar maak het dadelijk goed tegenover hem. Dat zij ge de dood van onze heer verschuldigd, die ge daardoor voldoening kunt geven. Dat waarmee ge die mens het vlugst en op de beste manier tot vrede denkt te kunnen brengen, doe dat. Bijvoorbeeld: hem te voet vallen en van uw kant woorden van vrede te zeggen of daden van vrede te stellen.
|
Dat en seldi laten om toren noch om scade noch om scande. Eest dat ghi gode ghecrigen wilt uwe lief te sine ende uwen brudegoem, Lieti oec dat bi hoverden, ghi souter in vele quader ponten met comen.
En houdet u ane gheen dinc soe crighelike datter u god sine gracie bi mach ontsegghen. bi hoverden en spaert ghenen dienst. Bi hoverden en midet u niet te ghevene cleine ghichten noch arme. Bi hoverden en laet ghene dinc te eyschen dier ghi behoeft ende niet wel ontberen en moghet. Bi hoverden en scaemt u niet dattu honghert ochte dorst, ochte vaket, ochte vriest, ochte siecheit die niet scone en es, ochte onsen, ochte onseden. Want dats grote ere ende hoescheit van buten dat die liede hare confusen lien.
Ende het es grote hoverde dat mense verswighet. Ende het es onnere ende lachter dat mense vordere bedraghen mach dan si hem selven bedraghen. Ende oec eest gode onse lieven ene valsche gheveistheit ende ene ombequame ontrouwe. Want dat es hogher trouwen recht ende minnen, dat lief den lieve ontect si in al dat hi es neder ende hoghe.
Alsoe segic u al dat u voer gode allene mesciet; dies seldi u voer hem confuus gheven, alsoe dat ghijt soe liefelike vore hem kint ende met wetentheiden vore hem beclaghet, dat hi de claghe ghehoert hebbe ende de mesdaet vergheven, ende gratie toe ghegheven, eer ghijs voren den priestere toe cont comen te beliene. Al dat ghi vore den menschen mesdoet, die confuse liet openbare. Dat ghi van herten allene mesdoet, dat beliet, alsoe ic u vore seide, tusschen u ende gode in biechten.
|
|
|
En ge zult dat niet nalaten, noch uit wrevel, noch wegens schade of schande, indien ge God wilt verkrijgen als uw Geliefde en uw Bruidegom. En wanneer ge dat uit hoogmoed zoudt nalaten, dan zoudt ge daardoor tot allerlei kwaad vervallen.
Hou aan geen ding zo krampachtig vast, dat God u zijn genade zou ontzeggen. Laat geen dienst na uit hoogmoed. En onthoud u uit hoogmoed niet van het geven van kleine of arme giften. Zie er uit hoogmoed niet van af, alles te vragen wat ge nodig hebt en niet goed kunt missen. Schaam u er uit hoogmoed niet over dat ge honger hebt of dorst, slaap of kou. Schaam u niet over een lelijke ziekte of over uw dwaasheid of onbetamelijk gedrag. Want wanneer mensen erkennen wat beschamend voor hen is, dan getuigd dat van een groot eergevoel en hoofs gedrag.
(r. 45) Maar wanneer men dat verzwijgt, dan is het grote hoogmoed. En het is een oneer en een schande, wanneer men die dingen meer aan de kaak stelt dan ze uit zichzelf verdienen. Tegenover God en onze Geliefde getuigt het ook van valse veinzerij en ongeoorloofde ontrouw. Want dit is de wet van de hoge trouw en de minne: een geliefde weze voor de geliefde onbedekt in alles wat hij is, het lage en het hoge.
Ik zeg u dan ook: al het kwaad dat gij enkel voor Gods oog doet, daarover zult ge u voor Hem vernederen. Ge zult het zo zachtjes voor Hem bekennen en bewust voor Hem betreuren, dat Hij het berouw gehoord heeft, de misdaad vergeven en bovendien zijn genade gegeven, vooraleer gij de gelegenheid hebt om het voor de priester te belijden. Alles wat gij voor het ook van de mensen misdoet, belijd uw beschaming daarover in het openbaar, maar wat gij enkel in uw hart misdoet, belijd dat, zoals ik reeds zei, in de biecht tussen u en God.
|
Met uwen oghen seldi gode anesien eenvoldechleke sonder meer ende puuerleke, Nemmermeer ander dinc te beziene, Noch anderen troest te nemene dan in hem. Memorileke seldi gode van herten draghen, Ende liefleke behelsen met liefleke openre hopender herten, Ende gapen altoes ieghen sine herteleke soetheit Ende ieghen die hertelecheit ziere herteleker zoeter naturen.
Daer omme doet al ende laet al, alse ghi u van buten dus scone houdet na de wet ende volcomen alsoe alst behoert. Ende al dies gi ontberen moghet, dies ontbeert, Ende uwe noet nemt nauwe van allen dinghen. Sijt soe oetmoedech van buten, dat god niet te u te segghene en hebbe, Ende sijt dan van binnen alsoe vri ende altoes reikende na hem zelven met ere ellendegher droever herten. Ende bit sterkeleke siere minnender zoeter herten Ende siere sterker minnen, Dat se u hare te minne gheve, Ende dat hi bekinne hoe ene ionghe herte minnen ontberen mach. Want hi es god der minnen ende bekint wel de noet van Minnen.
Want hi dan der minnen seden wel kint, houdi u alsoe puer, als ic u ghezeghet hebbe, hoe hem god mochte u onthouden, die zoe zoete es ende die zoe diepe in valt Ende die al dore valt, daer men ieghen hem gaept. Ende altoes roept binnen sonder vergheten op uwe herteleke lief: Ghi almoghende ende rike alre ghichten, en laet mi, grote god, dijns dus arm niet. van al dien dat ghi beghint ochte werct, dat segghet hem erensteleke, dat ghi niet ydel sceden en wilt daer af sonder vrocht. van ghenen dienste en wilt danc noch loen, Mer van allen dinghen ende in allen dinghen nemt hem selven oetmoedeleke.
|
|
|
Met uw ogen zult gij God aanzien, enkel en alleen en zuiver. En zo zult ge nooit iets anders bekijken en geen andere troost willen vinden tenzij in Hem. Voortdurend aan Hem denkend, zult ge God in uw hart dragen en Hem lief omhelzen met een open en hopend hart, en steeds hunkeren naar de zoetheid van zijn hart en naar de hartelijkheid van zijn hartelijke en zoete natuur.
(r. 72) Doe en laat daarom alles op zulk een manier dat ge u uitwendig schoon gedraagt volgens de voorschriften en zo volmaakt als het hoort. En alles wat ge kunt missen, mis dat, en neem van alle dingen nauwelijks aan wat ge nodig hebt. Wees uitwendig zo ootmoedig, dat God niets op u te zeggen kan hebben en wees inwendig zo vrij, dat ge steeds naar Hem reikt met een hart dat zich verbannen weet en bedroefd is. En vraag met meer kracht aan zijn minnende en zoete hart en aan zijn krachtige minne, dat zij zich aan u te beminnen geeft. En vraag Hem dat Hij erkent hoe een jong hart niet buiten de minne kan, want Hij is de God van de minne en de minnenood kent Hij zeer goed.
Als Hij dan de handelswijze van de minne zeer goed kent en als gij u zo zuiver houdt als ik u gezegd heb, hoe zou God u Zichzelf kunnen onthouden, Hij die zo zoet is en die, waar iemand naar Hem hunkert, zo diep in hem valt en zo geheel door hem heen valt? En laat niet na inwendig steeds te roepen tot uw hartelijke Geliefde: "Gij Almachtige, die alle gaven rijk zijt, laat mij, grote God, niet zo arm aan U". Zeg Hem met aandrang, bij alles wat ge begint of uitvoert, dat gij daar niet met lege handen, zonder vrucht, van wilt scheiden. Wil voor geen enkele dienst dank of loon, maar neem ootmoedig Hemzelf aan van alle dingen en in alle dingen.
|
Ende van allen creaturen seldi gode nemen, Mer van niemene en seldine ontfaen dan uter gheheelheit siere enegher naturen altoes te oefenen lieflike. Want sijn soete name maecten allen menschen bequame in die ore der redeleker zielen.
Ende al die woert die ghi hoert van hem in die scrifture, ende die ghi selve leset, Ende die ic u gheseghet hebbe, ende die u iemen zeghet in dietsche ochte in latine, die laet in uwe herten gaen, Ende merct ende benijedt te levene na zine werdecheit. Dus oefent u in al dat ic u geseghet hebbe. Want menne mach niemene minnen leren, Mer dese doechde volleiden den mensche ter minnen. God gheve u spoet, dit te verwinne. amen.
∗ ∗ ∗
Hadewijch, brief 24.
Bron Middelnederlandse tekst: Werken van zuster Hadewijch, editie J. Vercoullie. Deel 2 (Gent, 1895).
|
|
|
En van alle schepselen zult gij God aannemen, maar van niemand zult gij Hem ontvangen, tenzij uit de heelheid van zijn ene natuur, waaraan ge u steeds moet wijden met liefde. Want zijn zoete naam maakt Hem bij alle mensen beminnelijk voor het oor der redelijke ziel.
(r. 104) En al de woorden die gij over God hoort in de Schrift en die gij zelf leest en die ik u heb gezegd en die iemand anders u zegt, in Diets of Latijn, laat die in uw hart gaan. En let erop en doe uw best dat ge leeft zoals Hij dat waardig is. Leg u dan ook toe op alles wat ik u gezegd heb. Want men kan niemand de minne leren, maar deze deugden leiden de mens helemaal tot de minne. God geve u de gunst om dit te volbrengen. Amen.
∗ ∗ ∗
Hadewijch, brief 24.
Hertaling: P. Mommaers, De brieven van Hadewijch (1990).
|
|
Copyright
© The text above is part of the course Medieval Dutch Mysticism in the Low Countries, by Rozemarijn van Leeuwen (1999-2001).
It is not allowed to copy or publish above text, nor digital nor in print, without the right acknowledgement, and according to lawful citation- and copyright.
This page isn't in the public domain
This page is, due to copyright, hidden for searching machines (using 'noindex') and can't be found in the public domain. This page is not indexed by searching machines and can't be found by searching kewords.
This text explicitly is meant as part and background of the course Medieval Dutch Mysticism and is only accessible frome there. All internal links on this website use the 'nofollow'-tag within their html-code, to furthermore guarantee the unfindability of this page.
Do not link directly to this page
It's not allowed to create direct deeplinks to this page, making this page findable from the public doamin.
Only link to the lecture in which above text is quoted and clarified.
In this case lecture: 3/7. Hadewijch: a glimpse of her life and 4b. Hadewijch: divinisation and bridal mysticism.
∗ ∗ ∗
Follow the whole course Medieval Dutch Mysticism in the Low Countries online:
|
|