Ruusbroec Het geestelijke tabernakel
onderzoeksnota 1996
|
Deze nota is geschreven in 1996 in het kader van het onderzoekscollege ‘Het geestelijke tabernakel. Ruusbroecs kritiek op het geestelijke leven van zijn tijd’ onder begeleiding van prof.dr. Th. Mertens (Letteren, Ufsia, Universiteit Antwerpen).
|
Er staan nog vijf nota’s met historisch letterkundig onderzoek integraal op deze site:
- Katharyne Lescailje
- Tristan en Isolde
- De Génestet
- De brulocht
- Doctoraalscriptie Hadewijch en Ruusbroec
klik hiervoor op: Historische letterkunde
|
Onderwerpen van deze site: historische letterkunde historisch letterkundig onderzoek middeleeuwen 10e eeuw 11e eeuw 12e eeuw 13e eeuw 14e eeuw elfde eeuw twaalfde eeuw dertiende eeuw veertiende eeuw middelnederlandse letterkunde middeleeuwse literatuur middeleeuwse letterkunde medievistiek middeleeuws letterkundig onderzoek Jan van Ruusbroec jan van ruusbroec jan van ruysbroec ruusbroeck ruusbroek ruysbroeck het tabernakel van den geesteliken tabernakel het geestelijke tabernakel het geestelijk tabernakel of gods waarachtige inwoning in de kerk en in de ziel groenendaal groenendael mystiek middeleeuwse mystiek middelnederlande mystiek mystieke teksten geestelijke literatuur in de middeleeuwen.
|
|
De bouw van het tabernakel en de geestelijke afstamming van de mens
De betekenis van de bouwmeesters in Het geestelijke tabernakel van Jan van Ruusbroec.
door Rozemarijn van Leeuwen
(© 1996)
Naar de cursus:
De middeleeuwse mystiek van
Hadewijch en Ruusbroec
Onderzoeksnota
Jan van Ruusbroec leefde van 1293 tot 1381 en schreef het boek Van den geesteliken tabernakel in Groenendaal rond 1350. De beginpassage van het vierde hoofdpunt van Het tabernakel behandelt de personen die bij de bouw van het tabernakel betrokken zijn (blz. 35-51 in de uitgave van Moereels). Ruusbroec zet hier de basis of de voorwaarden om een tabernakel te kunnen gaan bouwen uiteen.
Verschillende vragen rijzen bij deze passage. Hoe gebruikt Ruusbroec zijn bron, de bijbel, om de voorwaarden om te kunnen gaan bouwen uiteen te zetten? Wat zijn de voorwaarden om een tabernakel te kunnen gaan bouwen? Welke rol spelen de geestelijke vermogens bij het bouwen van een geestelijk tabernakel in de ziel?
Deze vragen zijn het uitgangspunt voor de analyses in de drie paragrafen die elk een generatie van bouwmeesters behandelen. Dit geheel wordt voorafgegaan door een cultuur-historische context, waarin Ruusbroecs Tabernakel in zijn tijd wordt geplaatst.
Onderzoekscollege
Deze nota is geschreven in 1996 in het kader van het onderzoekscollege ‘Het geestelijke tabernakel. Ruusbroecs kritiek op het geestelijke leven van zijn tijd’ onder begeleiding van prof.dr. Th. Mertens (samenwerkingsproject van de Ufsia, Universiteit Antwerpen, en de sectie Middelnederlandse letterkunde, Universiteit Utrecht).
De nota lezen
De nota staat integraal op deze website. Gebruik de buttons in de linker kolom of die onderaan de pagina om naar de verschillende hoofdstukken te gaan.
Copyright
© Het is alleen toegestaan om gegevens over te nemen met gebruikmaking van de volgende verwijzing:
Rozemarijn van Leeuwen, ‘De bouw van het tabernakel en de geestelijke afstamming van de mens. De betekenis van de bouwmeesters in Het geestelijke tabernakel van Jan van Ruusbroec’ (onderzoeksnota, 1996). Op: www.rozemarijnonline.net/letterkunde.html.
Veertiende-eeuwse miniatuur die Jan van Ruusbroec afbeeldt in Groenendaal. Ruusbroec (links) schrijft op een wastafeltje, geïnspireerd door de Heilige Geest (de witte duif boven zijn hoofd) en omringd door boeken.
Rechts: Een klerk (of Ruusbroec zelf) schrijft de aantekeningen later over in een perkamenten handschrift (dit gebeurde gewoonlijk in het scriptorium in het klooster).
[Hs. Brussel KB, 19295-7]
|
|