Cursus middeleeuwse mystiek
|
|
Cursus over christelijke spiritualiteit in een cultuur-historische context
Middeleeuwse mystiek in de Lage Landen
De geloofs- en denkwereld van Hadewijch en Jan van Ruusbroec
Rozemarijn van Leeuwen
© 1999-2001
Hadewijch, visioen XII: staande blijven voor God
Teksten bij de cursus Middeleeuwse mystiek
In de cursus Middeleeuwse mystiek in de Lage Landen lezen we delen uit Hadewijchs twaalfde visioen.
De Middelnederlandse tekst is overgenomen uit de uitgave: Werken van zuster Hadewijch, editie J. Vercoullie. Deel 2, Proza (Gent, 1895). Diplomatische uitgave naar de handschriften A, B en C. Op dbnl.org.
De hertaling naar hedendaags Nederlands: De visioenen van Hadewijch. Vertaald en van commentaar voorzien door P. Mommaers (Nijmegen/Brugge, 1979). Spiritualiteit deel 15, 2 dln.
De witregels staan niet in de oorspronkelijke tekst, maar zijn toegevoegd voor de leesbaarheid.
Inhoud van het twaalfde visioen
Dit visioen is (net als visioen X) een bruidsvisioen. Het begint met een beschrijving van God, die lijkt op die in visioen XI. God, als een persoon, zit op een draaiende schijf in een enorm diepe en donkere draaikolk. Zoals in XI de donkere draaikolk alles verlicht, ontstaat ook hier licht in de draaikolk, daar waar deze het snelste draait. Het licht komt blijkbaar voort uit beweging, uit een kracht.
Hadewijch valt voor de aanschijn, voor de Geliefde, neer. Vier arenden spreken haar toe. De vierde zegt haar niet in aanbidding neer te vallen: alleen als zij staande blijft (fier blijft), kan zij die diepe afgrond ervaren.
Zij ziet dan een stad en twaalf deugden die een mens tot de Geliefde (tot God) brengen: geloof, hoop, trouw, naastenliefde, verlangen, nederigheid, onderscheid, machtige werken, rede, wijsheid, vrede en geduld (zie ook Visioen I: de weg langs de deugden leidt tot God).
Op de zetel zit de Bruidegom en Hadewijch wordt in eenheid door Hem opgenomen. Door niet neer te vallen, maar op te staan (fier te zijn), werd zij een echte bruid voor de minne. Zij is opgenomen in de Geliefde, en de Geliefde in haar.
Bespreking in cursusbijeenkomst
In de derde en vierde bijeenkomst van de cursus Middeleeuwse mystiek in de Lage Landen worden fragmenten uit Visioen XII besproken:
Bijeenkomst 3b. Hadewijch: wegen naar God en 4b. Hadewijch: vergoddelijking en bruidsmystiek.
Terug naar het overzicht met teksten bij de cursus:
Teksten van de middeleeuwse mystici Hadewijch en Ruusbroec.
© Copyright onderstaande tekst
Het is niet toegestaan om onderstaande tekst over te nemen of een deeplink naar deze pagina aan te brengen. Zie toelichting bij 'copyright' onderaan deze pagina.
Hadewijch, visioen XII: staande blijven voor God
Middelnederlands (l) en hertaling hedendaags Nederlands (r).
|
In enen dertiendaghe wasic binnen der messen opghenomen inden geeste ute mi selven. daer sach ic ene stat groet ende wijt ende hoghe ende gheciert met volcomenheiden.
ende daer in midden sat i. op enen ronden scive, die alle uren hare selven oppebaerde ende besloet in bedectheiden. ende die daer up sat boven der sciven, hi was in enen stillen sittene, ende binnen der sciven draiede hi altoes in onseggheleken lope. ende die wiel daer die scive in liep, daer hi in drayede, die was soe onghehoerdeleke diep ende soe donker dat en ghene eyselecheit daer ieghen gheliken en mach.
ende die scive was binnen in doverste anesien van alrehande sconen ghesteinte ende in dier varuwen van ghepuerden goude; ende in die donkerste side daerse soe vreseleke liep, daer wasse gelijc vreseleken vlammen, die hemel ende erden verslinden, ende daer alle dinc in vervaert ende in verswolghen wert.
Ende die daer op sat, sijn anscijn en mochte niemen bekinnen dan die behoerde te diere vreseleker vlammen van dier sciven ende die gheworpen was in dien diepen afgront, die daer onder was. Ende dat aenscijn trac alle doedde te hem levende, ende alle dorre dinc bloyden daer af. Ende alle diere insaghen arme, ontfinghen grote rijcheit; ende alle die crancke worden starc; ende alle dier vele ende menechfout waren, worden in dat aenscijn .i.
|
|
|
Op een driekoningendag werd ik tijdens de mis in de geest opgenomen en aan mezelf onttrokken. Ik zag toen een stad: groot, ruim, hoog en versierd met al wat volmaakt is.
Midden in die stad zat Iemand op een ronde schijf die zich voordurend openbaarde en in verborgenheid weer sloot. En die daar boven op de schijf zat, stil was die daar gezeten. Binnen in de schijf echter, daar draaide Hij almaar door, met een vaart onvoorstelbaar. En de kolk waarin de schijf zich bewoog - de schijf waar Hij in draaide - was zo ongehoord diep en zo donker, dat niets, hoe huiveringwekkend ook, daarmee vergeleken kan worden.
Men kon zien dat de binnenkant van de schijf bovenaan uit allerhande mooie gesteenten bestond die de kleur van gelouterd goud hadden en onderaan, waar ze zeer donker was en zich zo snel bewoog, daar geleek ze op vreselijke vlammen die hemel en aarde verslinden - daarin vergaan alle dingen en worden ze verzwolgen.
(r. 18) En die daarop zat, zijn aanschijn kon niemand waarnemen, tenzij hij behoorde tot de vreselijke vlammen van de schijf en neergeworpen was in de diepe afgrond welke zich daaronder bevond. En het aanschijn trok al wie dood was tot zich en bracht hen tot leven en al wat dor was deed het opbloeien. Al wie arm was en ernaar keek, ontving grote rijkdom en al de zwakken werden sterk. Al degenen die in veelheid en menigvuldigheid bestonden, werden in dat aanschijn één.
|
Ende die daer op die stat sat, hi was ghecleedt met enen clede wittere dan wit, ende daer ane was ghescreven vore die borst, alre ghelieve lief was die name. Doe viel ic vore dat aenscijn om ane te bedene die waerheit van dien vreseleken wesene dat ic daer gheoppenbaert sach.
Doe quam i. aer vlieghende, met eenre groter stemmen roepende ende seide: Noch en weet die lieve niet al welc si comen sal. Ende .i. ander seide: Noch en weet die lieve niet welc hare overste wech es. Ende die derde seide: Noch en weet die lieve niet welc dat grote rike es dat si bruut van haren brudegom sal ontfaen.
Ende die vierde seide te mi: Ghedoechde ende beide ende en valle niet in dit aenscijn. Die in daenscijn vallen ende anebeden, die ontfaen ghenade. Die dore daenscijn staende sien, si ontfaen gherechtecheit ende werden mogende te bekinne die diepe afgronde, die soe vreseleke sijn te bekinne den onbekinden.
Ende doe wardic opgenomen met dier stemmen van dien aer die te mi sprac. Ende doe quam in die stat ene grote menechte gheciert, Ende elkerike van haers selfs werken. Dit waren al doechde ende volleiden .i. bruut te haren lieve, ende hadde hare scone ghedient ende haddense soe fier ghehouden, dat sise tameleken voltonen mochten vore den moghenden groten god, diese te brude ontfaen soude.
|
|
|
Degene die daar plaats genomen had, was getooid met een kleed witter dan wit en op de borst stond de naam geschreven: aller geliefden Geliefde. Toen viel ik voor dat aanschijn neer om de werkelijkheid te aanbidden van het vreeswekkende wezen dat ik daar geopenbaard zag.
Daarop kwam een arend aangevlogen die met luide stem riep: "Nog weet deze geliefde niet in welke gesteltenis zij hier geraken zal". Een tweede zei: "Nog weet deze geliefde niet waarin haar hoogste weg bestaat". Een derde zei: "Nog weet deze geliefde niet welk een grote macht zij als bruid van haar Bruidegom ontvangen zal".
(r. 36) En de vierde zei tot mij: "Tracht het uit te houden en wacht nog, val niet voor dit aanschijn neer. Die voor het aanschijn in aanbidding neervallen, ontvangen de genade, maar die staande blijven en door het aanschijn heen kijken, die ontvangen de gerechtigheid. Zij worden in staat gesteld de diepe afgronden te ervaren, welke met zo'n huiver beschouwd worden door wie er niet vertrouwd mee is".
En toen werd ik opgenomen door de stem van de arend die tot mij sprak. Daarop kwam daar in de stad een grote menigte aan, waarvan iedereen machtig gesierd was met zijn eigen werken. Dit waren allemaal deugden die een bruid helemaal tot bij haar Geliefde brachten. Ze hadden haar schoon gediend en er op toegezien dat zij zo fier bleef, dat zij haar nu, geschikt als ze was, onbevangen konden voorstellen aan de machtige, grote God die haar tot bruid zou aanvaarden.
|
Ende si was ghecleedt met enen clede dat was met enegen volcomenen wille altoes sonder vernoyen, ende talre doghet ghereet ende ghetoghet met alre saken, die daertoe behoert, ende dat cleet was met al ghenen doechden gheciert ende elke hadde haer teken daer ane ende haren name bekint alse ghescreven.
Die ene was ghelove, die hadse opghedraghen van nederheiden. Die andere hope, die hadse ghehoecht boven hare selven ten groten toeverlate der eweleker ghenuechten. Die derde gherechte trouwe orcondse edel, want si haers nie af en stont bi enegher noet die soe groet was.
Die vierde caritate oercondse rike, wantse hare werke nie en begaf van buten noch van binnen ende hare nye en ghebrac riker ghichten dore hare ere, Wantse te alre rijcheit bekint was bi hoghen toeverlate. Die vijste begherte die oercontse wijt ende hare lantscap scone ende verweent van volre rijcheit dat si wel mochte onthalen al die groetheit des hemels.
Die seste oetmoedecheit die oercontse soe diep ende soe ongrondelec datse die grootheit wel ontfaen mach te vollen in hare ongrondelecheit. Die sevende onderscedecheit die oercontse soe listech datse elc wesen int sine set, Den hemel in sine hoechde, De hille in haerre diepte, Dat vagevier in sijn wesen, Die inghele in hare oerdenen, Die menschen elken in sijn ghetamen, in sijn vallen ende in sijn opstaen. Aldus gode laten te ghewerdene, dat voechde wel ane dat cleet des enechs willen.
|
|
|
En zij was getooid met een kleed dat de ééngeworden volmaakte wil was: deze laat zich nooit ontredderen, is tot alle deugd bereid en toegerust met alles wat daartoe behoort. Het kleed was met al die deugden versierd, en elke deugd had er haar teken op en hun naam die erop geschreven stond, maakte hen bekend.
(r. 57) De eerste was het geloof. Die had haar opgeheven uit de laagheid. De tweede de hoop. Die had haar verheven boven haarzelf om heel haar vertrouwen te stellen op de eeuwige vreugden. De derde, de echte trouw, getuigde dat zij edel was, omdat zij haar nooit, wegens geen enkele nood, hoe groot ook, liet varen.
De vierde, de naastenliefde, getuigde van haar rijkheid. Want nooit liet zij de werken der liefde vallen, noch uitwendig, noch inwendig, en nooit ontbrak het haar, om die te eren, aan een overvloed van gaven: door hoog vertrouwen was zij bekwaam tot voortdurende vrijgevigheid. De vijfde het verlangen. Die getuigde ervan hoe wijd haar domein was en hoe zij in haar volle rijkheid mooi en heerlijk was, zodat zij de hemel in al zijn grootheid wel had kunnen onthalen.
De zesde nederigheid. Die getuigde dat zij zo diep was en zo grondeloos, dat zij wel in staat was de groootheid volledig op te nemen in haar grondeloosheid. De zevende was de gave van onderscheid. Die getuigde dat zij inzicht had om elk wezen de plaats te geven die het rechtens toekomt: de hemel zijn hoogte, de hel haar diepte, het vagevuur zijn stand, de engelen in hun hiërarchie, elke mens op de hem passende plaats, of hij nu valt of opstaat. Op die manier God laten 'geschieden', dat hoorde wel goed bij het kleed van de ééngeworden wil.
|
Die achtende hare vorewoerdege moghende werke die oercondense soe crachtech dat hare niet ontbliven en mochte, si en verwan wel allene alle crachte ende sine brachte wel alle nederheit hoghe ende alle hoecheit neder. Die neghende redene die tonese gheoerdent ende datse hare reghele ware, daerse mede wrachte gherechtecheit alle uren ende die hare lichte in alden liefsten wille haers lieves, ende si gaf benedictie ende doemsele ghelijc hem selven in al sine minnende ende in al sine hatende, ende si gaf al dat hi gaf, ende si nam al dat hi nam.
Die tiende wijsheit die tonese bekint in allen herscappe van elker volcomeleker doecht, die men hanteren soude omme volmaecteleke ghenoeghen van lieve. Si toense oec bekint dore elken persoen der drievoldecheit in die enecheit die daer soe diep wiel was onder die wonderleke vreseleke scive, daer hi in sat die de bruut ontfaen soude.
Die elfste vredelecheit die toende hare ende orconde goet ghelaet ende scone ende constech in ghehelen behelsene ende in enen doregaenden cussene ende in alre eren ende in allen hanteerne alsoe lief liefs in minnen pleghen sal, ende die met hem was gheboetscapt ende gheboren, ende hare lijc ute anderen gheboren ende met hem opwassende ende met hem mensche levende in alre gheliker pinen, in armoede, in versmaetheiden, in ontfermene alder gherre diede gherechtecheit verbolgen was ende dat haerlijc ute anderen ghevoedt was van binnen ende van buten ende nie vreemden troest en ontfinc.
ende met hem starf ende met hem alle ghevanghene verledechde ende bant dat hi bant ende met hem op verstont ende met hem te sinen vader .i. voer, ende daer met hem sinen vader vader bekinde ende hem met hem zone ende met hem den heilighen geest heilich geest bekinde ende met hem ghelijc hem kinne sise al .i. ende dwesen daerse met .i. sijn: Dit oercont hare al vredelecheit, dat sijs dus gheploghen heeft ende voert volmaecteleke sijns wel met minnen in minnen pleghen sal.
|
|
|
De achtste bestond in nauwgezet volbrengen van machtige werken. Die getuigden van haar macht: niets ontbrak haar om alle krachten te overwinnen - en elke laagheid kon zij verheffen en elke hoogheid terneerslaan. De negende was rede, die toonde hoe zij geordend was en hoe rede de regel was die haar voortdurend het rechte deed bewerken en die haar licht gaf over de liefste wil van de Geliefde. Zij zegende en veroordeelde, zoals Hijzelf dat deed, al wie Hem mint en al wie Hem haat. En zij gaf al wat Hij gaf en zij nam al wat Hij nam.
De tiende wijsheid. Die toonde hoe zij bekwaam was om helemaal elke volmaakte deugd te beheersen, die men hoort te beoefenen om de Geliefde volkomen te voldoen. Die toonde ook hoe zij in elke persoon der Drievuldigheid de eenheid erkend heeft, welke de diepe kolk vormde onder die wonderlijke vreeswekkende schijf, waarop Hij gezeten was die de bruid aanvaarden zou.
(r. 95) De elfde was vrede. Die gaf te kennen en getuigde dat zij een goed voorkomen had, dat zij mooi was en bedreven in volledig omhelzen en in doordringend kussen en in het vereren en attentie hebben waarmee in de minne de ene geliefde met de andere moet omgaan. Met Hem was zij geboodschapt en geboren, uit elkaar geboren groeide zij met Hem op, leefde met Hem als mens in al dezelfde lasten en armoede, versmaadheid en barmhartigheid voor al degenen op wie de gerechtigheid verbolgen was. Uit elkaar gevoed, inwendig en uitwendig, ontving zij nooit vreemde troost.
Met Hem stierf ze en met Hem verloste ze alle gevangenen en ze bond wat Hij bond. Met Hem verrees ze en één met Hem voer ze op tot zijn Vader en daar erkende ze Hemzelf als Zoon en met hem de heilige Geest als heilige Geest - met Hem en zoals Hij kende zij Hem als helemaal één en zij kende het wezen waarmee zij helemaal één zijn. De deugd van de vrede betuigt dit alles over haar: dat zij alles op die manier beoefend heeft en dat zij Hem voortaan volmaakt met minne in minne dienen zal.
|
Die xijste verduldecheit diese alre noselheiden buten heeft ghehouden sonder enich vernoy in allen vernoye alse instrumente ten goeden werken waert ende alse in .i. nuwe behelsen, si tonese godelec in enen wesene ende in .i. werke.
Dus eest volciert metter godlekernaturen dat cleet van eneghen wille, Dus gheciert comt die bruut met al desen sconen gheselscape in ghelikenessen gheseghet. Si hadde in die borst .i. vorespan vanden godleken ingheseghele daerse metter godleker enegher enecheit bekint es. dat was .i. teken dat se dat verhoelne woert hadde verstaen van hem selven ute diere diepheit. Dus quam se in die stat met deser gheselscap gheleidt tuschen tgebruken van minnen ende tgebod van doechden. Tghebod brachte si daer ende tghebruken vantse daer.
Ende doese dus gheleidt waert ten hoghen zetele daer ic af seide vore, Doe seide die aer die te mi sprac: Nu dore sich daenscijn ende werde gherechte bruut des groets brudegoems ende sich di selven dus. Ende mettien sach ic mi selven ontfaen .i. vanden ghenen die daer sat in dien wiel op die lopende scive, ende daer werdic .i. mede in sekerheiden der enecheit.
Doe seide die aer, doe ic ontfaen was: Nu seghet hi al weldeghe die ic te voren lieve hiet, dat ghi niet en wist al welc ghi comen soudet ende welk uwe overste wech ware ende welc dat grote rijc ware dat ghi bruut van uwen brudegom soudet ontfaen; doen ghi vielt te voren in daenscijn, doe bekinne dijt alse .i. semple siele onghenade. Doe ghi opstont ende doersaghet, doe saech di u selven volcomeleke met ons gherechte bruut ghezeghelt metter minnen. Du heves al weldeghe diepst ontfaen dat verhoelne woert dat iob verstont, dat was porro dictum est.
In die diepheit sach. ic mi verswolgen; daer ontfinc ic sekerheit met diere vormen ontfaen te sine in mijn lief ende mijn lief also in mi.
∗ ∗ ∗
Hadewijch, visioen XII.
Bron Middelnederlandse tekst: Werken van zuster Hadewijch, editie J. Vercoullie. Deel 2 (Gent, 1895).
|
|
|
De twaalfde was geduld. Die heeft haar bewaard voor alle opstandigheid. Zonder zich er ook maar enigszins door teneer te laten slaan, heeft zij in al de beproevingen een middel gevonden tot het beoefenen van goede werken en ook een nieuwe vorm van omhelzen. Deze deugd liet haar zien als goddelijk in wezen en werken.
Op die manier is het kleed van de ééngeworden wil volop versierd met de goddelijke natuur. En zo getooid komt de bruid daar aan, met heel dit schone gezelschap dat als een zinnebeeld bedoeld is. Op de borst droeg zij een sierspeld met het goddelijke zegel, aangezien zij de ervaring heeft van de goddelijke enige eenheid. Dat was er het teken van dat zij van Hemzelf het verborgen woord te verstaan had gekregen vanuit die diepte. Zo kwam zij met dit gezelschap in deze stad, begeleid door het genieten in minne aan de ene kant en de erkenning der deugden aan de andere: deze erkenning bracht zij daar mee en het genieten vond zij daar.
(r. 132) En toen zij dan tot bij de hoge zetel geleid werd waar ik reeds over sprak, zei de arend die tot mij sprak: "Doorschouw nu het aanschijn en word de echte bruid van de grote Bruidegom en zie hoe gijzelf dat zijt". En meteen zag ik mezelf in eenheid opgenomen door Degene die daar op de schijf zat welke zich in de kolk bewoog. En met Hem werd ik verenigd in de zekerheid der eenheid.
Toen ik opgenomen was, zei de arend: "Nu ziet gij, zeer machtige die ik voordien geliefde noemde, dat gij niet wist in welke gesteltenis gij hier geraken zoudt, noch waarin uw hoogste weg bestond, noch welke de grote macht was die gij als bruid van uw Bruidegom ontvangen zoudt. Toen gij te voren voor het aanschijn neerviel, hebt gij het als ongenadig leren kennen voor een eenvoudige ziel: toen gij opstond en het doorschouwde, hebt gij uzelf - volmaakt als wij - gezien als de echte bruid door de minne getekend. Gij, zeer machtige, hebt het diepst verborgen woord ontvangen dat Job vernam en dat was: porro dictum est (heimelijk sprak iemand tot mij).
Ik zag mezelf verzwolgen in de diepte. Daar ontving ik de zekerheid dat ik in die gedaante opgenomen was in mijn Geliefde en mijn Geliefde ook in mij.
∗ ∗ ∗
Hadewijch, visioen XII.
Hertaling: P. Mommaers, De visioenen van Hadewijch (1979).
|
|
Copyright
Bovenstaande tekst wordt behandeld tijdens de cursus Middeleeuwse mystiek in de Lage Landen, door Rozemarijn van Leeuwen (1999-2001).
© Het is niet toegestaan om bovenstaande tekst digitaal of in druk over te nemen en/of te publiceren.
Deze pagina staat niet openbaar online
Deze pagina is, in verband met auteursrecht, verborgen voor zoekmachines (met 'noindex') en dus niet openbaar vindbaar. Deze pagina wordt door de zoekmachines niet geïndexeerd en is daardoor niet vindbaar met zoekopdrachten.
De tekst is nadrukkelijk alleen bedoeld als onderdeel van en achtergrond bij de cursus Middeleeuwse mystiek en enkel en alleen van daaruit te bereiken. Alle interne links op deze website hebben de 'nofollow'-tag in de html-code, om de directe onvindbaarheid van deze pagina verder te waarborgen.
Niet linken naar deze pagina
Het is niet toegestaan om rechtstreekse deeplinks aanbrengen naar deze pagina en zo de directe online vindbaarheid te vergroten.
Link uitsluitend naar de betreffende cursusbijeenkomst, waarin bovenstaande tekst wordt geciteerd en toegelicht.
Naar de betreffende cursusbijeenkomsten: 3b. Hadewijch: wegen naar God en 4b. Hadewijch: vergoddelijking en bruidsmystiek.
∗ ∗ ∗
Volg de hele cursus Middeleeuwse mystiek in de Lage Landen online:
|
|